653 27 MEI 1971 niet is gehouden zijn die stukken voor mij even veel waard als vana vond. Wij kunnen er vanavond rustig over praten, maar ik hoop dat uiteindelijk het verstandelijk inzicht zal zegevieren. Deze zaak moet uit de wereld worden geholpen. Dat is in het belang van het college en in het belang van de bestuursvaardigheid van Breda. Onze dubbel - fractie zou het dan ook op prijs stellen dat er eerst een objectieve onderzoekscommissie aan het werk gaat. De deelbesluiten over Bou- vigne en Wolfslaar en het al of niet aannemen van memoranda kunnen wij dan rustig even achterwege laten. De heer KROON: De kwestie-Bouvigne is zo langzamerhand door allerlei emoties omgeven, waardoor een verlammende werking ontstaat op een nuchtere oordeelsvorming. Ik hoop van harte dat de discussie van vanavond ertoe kan bijdragen dat er een oplossing in zicht komt. Om te beginnen wil ik mijn waardering uitspreken voor alle ac tiviteiten die in de loop der jaren op Bouvigne hebben plaatsgevonden. Ik betreur het zeer dat men uiteindelijk heeft moeten besluiten Bouvig ne te sluiten. Het is volkomen begrijpelijk dat de man in de straat de oorzaken van dat besluit wil kennen, mede onder invloed van alles wat erover in de pers is geschreven. Het is voor mij niét begrijpelijk dat men bij de gemeente aanklopt om die oorzaken te weten te komen. Behalve in de relatie huurder/verhuurder heeft de gemeente nl. in fei te geen enkele binding gehad met de Stichting Bouvigne. Dat de voor malige directeur van Bouvigne thans lid is van het college van burge meester en wethouders, staat formeel buiten deze aangelegenheid. Als gesuggereerd wordt dat het beleid van de stichting of van de directeur heeft gefaald, dan moet men via de daartoe geëigende kanalen een onderzoek laten instellen. Men moet echter niet deze raad door mid del van moties en pressiegroepen dwingen hiernaar een onderzoek in te stellen, want dat is naar mijn smaak niet onze taak en het ligt niet op ons terrein. Geen van de stichtingen werd nl. rechtstreeks door ons gesubsidieerd. De enige relatie die bestond was die van huurder/ver huurder. Verwijten als zou het college, c.q. de raad, niets hebben gedaan om het voortbestaan van Bouvigne veilig te stellen, moeten van de hand worden gewezen, mede aan de hand van het memorandum dat ons is verstrekt. In dat memorandum is duidelijk aangegeven wat al gedaan is om te trachten deze zaak te redden. Ik denk bijv. aan het garande ren van de geldleningen, waarbij zeer terecht de eis werd gesteld dat meer duidelijkheid in de structuur van de diverse stichtingen noodza kelijk was. Dèt was de quintessence van de zaak. Dat die duidelijkheid er niet gekomen is, is naar mijn smaak te wijten aan de, ik zou haast zeggen: middeleeuwse, structuur van de moederstichting Pius X. Uit alle stukken is gebleken dat zij de boventoon voert, ook in het samen stellen van de besturen waarin zij steeds de meerderheid opeist. De Pius X-stichting is naar mijn oordeel de enige, die thans opening van zaken zou moeten en kunnen geven. Inmiddels acht ik het volkomen begrijpelijk dat de K. V. P. -frac tie behoefte had aan een nader onderzoek door een onpartijdige commis sie. De door haar aan de raad voorgestelde wethouder werd nl. in eerste instantie door leden uit eigen fractie aangevallen. Voor deze vergade ring heb ik kennis kunnen nemen van het rapport van deze commissie. Het heeft mij doen inzien dat de geuite beschuldigingen onjuist zijn. Er blijkt ook duidelijk uit dat de heer Van Dun onder bijzonder moei lijke omstandigheden heeft moeten werken, juist dank zij de ingewikkelde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 653