660 27 MEI 1971 raad te gebeuren. De gezamenlijke fracties zouden ertoe kunnen beslui ten in een onderling overleg. Ik vind dat de K. V. P. -fractie thans een fout heeft gemaakt, een trieste fout zelfs, omdat er nu toch allerlei zaken aan de orde blijven komen die wij zo graag hadden willen afron den. Ik meen dat men de rekening straks in de extra vergadering gepre senteerd zal krijgen. De heer ROOZEBOOM: Ik zie geen enkel verband tussen de gebeur tenissen aan het begin van deze avond en de onderzoekscommissie van de K.V.P. De heer VON SCHMID: Dat is nu juist de grote vergissing, die u maar blijft maken. Het is een permanente vergissing. De heer VAN LOON: Is het ook mogelijk dat u zich permanent vergist? De heer VON SCHMID: Ik doe niets anders dan constateren wat hier vanavond gebeurd is. Laat ik het zo stellen: wij hebben niet anders gedaan dan een waarschuwing overgebracht. Als men zegt dat dat een vergissing is, dan ben ik bang dat men snel de wrange vruchten van zo'n mening zal plukken. Maar dat moet men zelf maar weten; tenslotte is men daarvoor oud en wijs genoeg. Tenslotte moet ik nog even terugkomen op de brief van de heren Bos en Teuben. Ik had niet bedoeld dat die brief van een preadvies voor zien had moeten worden, maar dat er naar aanleiding van die brief een preadvies had kunnen komen. Ik begrijp dat dit op moeilijkheden stuit, omdat de raad dit niet kan doen. Met de heer Van Loon ben ik het eens dat wij de besturen zouden kunnen vragen volledige opening van zaken te geven. De heer VAN CAULIL: Bijzonder blij ben ik met de uitlating van de wethouder, waaruit duidelijk bleek dat het college de verantwoording draagt voor het stuk dat ons is aangeboden met betrekking tot de huur van Wolfslaar. Er zijn personen die erdoor in moeilijkheden zijn geko men. Aan het adres van de heer Van Dun iszoveel gesuggereerd, dat ik een duidelijke uitspraak wilde hebben. Ik ben blij dat het college nu de verantwoording op zich heeft genomen. De heer Von Schmid vraagt telkens naar het instellen van een com missie. Ik heb de laatste tijd wel ervaren dat niemand akkoord gaat met een beslissing die genomen wordt. Wanneer wij vooraf zouden stellen dat wij ons onderwerpen aan de uitspraak van zo'n commissie, zou het misschien zinvol kunnen zijn iets te laten onderzoeken. Ik moet echter constateren dat dat niet mogelijk is. Zelfs in onze eigen fractie zijn er mensen die geen genoegen nemen met de uitslag van het onderzoek. Ik ben bang dat er mensen zullen blijven die er hun eigen mening op na blijven houden en zich door niemand laten overtuigen. Op deze manier is het toch onmogelijk nog langer te besturen. Op een gegeven moment moeten wij onze verantwoordelijkheid kunnen nemen en een juist oor deel kunnen vormen. Wij hebben maanden lang getracht iedereen recht te doen wedervaren, ook de heer Van Dun, ook het college en ook de burgerij van Breda. De heer KROON: In eerste instantie meen ik duidelijk gesteld te hebben waar de verantwoordelijkheden liggen en dat het voor deze raad

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 660