662 27 MEI 1971 bestuur in die zaken weinig prudent heeft gehandeld. De K.V.P. -fractie heeft bij de aanvang van de nieuwe gemeen teraadszitting de heer Van Dun voorgesteld als wethouder. De K. V. P. - fractie heeft een onderzoekscommissie ingesteld om haar voorstel van destijds nader te toetsen. Onze fractie vindt dat een aanvaardbare pro cedure. De heer BA RIJ: In de eerste plaats wil ik even terugkomen op de fout die is geslopen in het voorstel van januari 1969, waarin werd ge steld dat er overeenstemming met het ministerie was bereikt. Evenals de heer Van Caulil wil ik de verantwoordelijkheid daarvoor bij het col lege leggen. Ik vind dat hier sprake is geweest van een onzorgvuldige manier van behandelen. Over de financiële achtergrond van Bouvigne was nog niets bekend. Bij mijn weten had de stichting Bouvigne geen subsidie. Ik meen dat u dat kon weten. Als u dat had moeten onderzoe ken, had u dubbel voorzichtig moeten zijn met een dergelijke stichting, waarvan de financiële achtergrond twijfelachtig is. U had dubbel op uw hoede moeten zijn om daarmee dergelijke belangrijke huurovereenkom sten aan te gaan. Een tweede punt ten aanzien waarvan ik meen een verwijt te moe ten laten horen, is dat men de wanbetaling zo lang heeft laten doorlopen. Ik kan mij wel voorstellen dat dat enigszins aan uw aandacht is ontsnapt, maar het blijft voor mij een onzorgvuldig beleid. De heer Van der Werff heeft gevraagd of de huurovereenkomst met de Pius X-stichting beëindigd kan worden. De heer Broeders heeft daarop geantwoord dat dat naar de mening van de juridische adviseurs van de gemeente mogelijk is. Ik heb mij afgevraagd of wij er wel ver standig aan doen die huur op te zeggen. Ik kan mij nl. voorstellen dat het veel voordeliger is die huur gewoon door te laten lopen. Ik geef u in overweging dit punt ernstig in uw verdere beleidsvorming te betrek ken. In een faillissement van één of meer stichtingen zie ik geen heil. Curatoren worden vaak nog beter betaald dan advocaten. De grote vraag is of er door een faillissement de nodige helderheid ontstaat. Wanneer er een boedelbeschrijving plaatsvindt en daarna aan de rechtbank moet worden meegedeeld dat de faillissementen weer opgeheven moeten wor den zijn wij nog geen steek verder. Ik heb er nog wel een ogenblik aan gedacht dat onder de preferente schuldeisers de verhuurder een zeer ho ge plaats inneemt en nogal wat rechten kan ontlenen aan die hoge pre ferentie. Ik zou u willen vragen dit aan uw raadslieden door te geven. De heer ROOZEBOOM: Met betrekking tot de onderhuurovereen komst heeft de wethouder als zijn mening te kennen gegeven dat het beter is in het totale pakket van onderhandelingen een voor allen zo bevredigend mogelijk resultaat na te streven. Als ik daaruit mag aflei den dat de pogingen om het vormingswerk voort te zetten en het beta len van de schulden een hoge prioriteit moeten hebben, dan kan ik daarin wel met hem meegaan, met dien verstande dat deze aspecten later toch wel weer aan de orde moeten kunnen komen. Mag ik aannemen dat de subsidies bij het ministerie nog gereser veerd staan? In eerste aanleg heb ik de heer Von Schmid niet kunnen duidelijk maken wat het verschil is tussen die twee commissies. Ik zal het in het kort nog eens uiteenzetten. Deze raad heeft wat dat betreft geen rechtsbe voegdheid; dat had de K. V. P. -commissie ook niet. De beperkingen van het resultaat moeten wij daarin meenemen, maar ik blijf bij mijn mening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 662