666 27 MEI 1971 De heer VAN CAULIL: Dit voorstel is uitvoerig in de commissie vergadering voor openbare werken behandeld. Ook in die vergadering zijn nogal wat bezwaren naar voren gebracht tegen het verhuren van Wolfslaar. Het is heel typisch dat het de laatste tijd regelmatig voorkomt dat er, wanneer wij aan het onderhandelen zijn om een pand te verkopen of te verhuren, nadien altijd nog gegadigden bij komen. Ik heb mij bij een eerdere gelegenheid al eens afgevraagd of dat nu allemaal wel juist is. Men kan stellen dat iedereen de gelegenheid moet hebben; ik geloof dat dat tot op zekere hoogte juist is, bijv. als zich nog geen gegadigden gemeld hebben. Nu gaat het echter anders. Er heeft zich iemand gemeld als gegadigde en als de onderhandelingen zo goed als rond zijn, melden zich plotseling meer gegadigden. Ik geloof niet dat dat juist is. Het kan gebeuren dat twee firma's in de naaste omgeving belangstelling tonen voor een pand en dat zij onder elkaar de prijs op drijven. Dat is niet in het algemeen belang en er worden onjuiste verhoudin gen geschapen. Wij moeten ervoor oppassen dat er geen naijver ontstaat. De heer Geene is momenteel waarschijnlijk met opzet afwezig, omdat hij belangen heeft bij de Grontmij. Ik vind dat jammer. Ik vind het jam mer dat zulke dingen kunnen gebeuren. Hier wil ik het wat dit betreft bij laten. Het was naar mijn mening juist dat aan deze vergadering vooraf tijdens de commissievergadering voor openbare werken een regeling werd getroffen voor de parkeerruimte. Er is nu een overeenkomst bereikt, volgens welke de parkeerruimte beperkt zal blijven tot tien wagens. Ik ben daar gelukkig mee. De heer VON SCHMID: Eerlijk gezegd sta ik paf van het betoog van de heer Van Caulil; ik begrijp niets van zijn verhaal. Het is ge bleken dat de capaciteit van Bouvigne tekort schiet voor het vormings werk. Als er serieus over gesproken wordt het vormingswerk in de toe komst te redden, dan zitten wij volkomen in de mist als wij nu al be ginnen met het verkopen of verhuren van Wolfslaar. De gemeente is het dan in ieder geval kwijt. De heer Van Caulil vindt het ontzettend vervelend dat er nu nog andere gegadigden voor Wolfslaar zijn komen opdagen. Wij zouden ons net zo goed kunnen verbazen over het feit dat de Grontmij zo maar ineens als gegadigde op de voorgrond treedt. Die Grontmij was er ineens. De heer VAN CAULIL: U wist toch wel dat zij er was? De heer VON SCHMIDT: Ja, dat wist ik wel, maar niet in ver band met Wolfslaar. Ik heb er verder geen behoefte aan verbindingen te gaan leggen die de heer Van Caulil suggereert; dat moet hij maar met zijn eigen mensen uitmaken. Allereerst wordt er nu al een besluit genomen dat vooruitloopt op de poging het vormingswerk te redden. Het is mij niet gebleken waarom het nu precies de Grontmij moet zijn. Waarom zouden er geen reële tegenvoorstellen gedaan kunnen worden? Ik wil hiermee helemaal niet beweren dat de brief die u zojuist hebt voorgelezen het enige tegenvoorstel is. Ik zou mij echter kunnen voor stellen dat men, juist nu Wolfslaar in het nieuws is gekomen, met be paalde suggesties naar voren zou komen, met het doel Wolfslaar voor de gemeenschap te behouden. Wij gaan Wolfslaar nu min of meer afstoten. Ik zie dat straks met Bouvigne ook gebeuren, en Het Turfschip staat ook al te wankelen. Wat stelt Breda zich eigenlijk voor? Breda wil een stad zijn met een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 666