667
27 MEI 1971
zekere allure. En wat zien wi] nu gebeuren? Gemeenschapsgebouwen
als Wolfslaar worden zonder meer - ik zou haast zeggen: commercieel -
afgestoten. Dat vind ik een zeer gevaarlijke ontwikkeling. Breda ziet
er blijkbaar vanaf een regiocentrum te worden van enige allure. Er
blijft nu nl. niet veel anders over dan een provinciestad, zonder dat
er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die wij hebben
De heer VAN CAULIL: Wilt u er wel rekening mee houden dat
het vier jaar leeg heeft gestaan?
De heer VON SCHMID: Dat zegt mij niets, want het gebouw is
momenteel duidelijk betrokken in het vormingswerk. In die vorm is
het weliswaar niet gelukt, maar ik acht het de plicht van het college
en van de raad om eerst alle mogelijkheden te onderzoeken of er niet
een andere bestemming aan Wolfslaar gegeven had kunnen worden.
De heer VAN CAULIL: Hoeveel jaar dacht u daarover te doen?
De heer VON SCHMID: Die vraag is helemaal niet aan de orde.
Het gaat erom of er een poging is gedaan om een andere oplossing te
vinden. Dit is de gemakkelijkste oplossing: verhuur het maar. Wij heb
ben nu nog de kans om er ons tegen te verzetten en te proberen Breda
zo'n punt te laten behouden voor de gemeenschap. Als dit gebouw ver
huurd wordt aan de Grontmij, zal het park ongetwijfeld van karakter
gaan veranderen. Hoe behouden wij nu zo'n park, dat allerlei moge
lijkheden biedt voor recreatie, natuurhistorisch onderzoek enz. Het
is heel gemakkelijk om te zeggen: wij trekken de centen van de huur
der binnen en wij zijn eruit. Ik vind dat echter geen goed beleid.
Wethouder VAN DUN: Het is wellicht dienstig dat ik de raad even
voorlees welke wijziging er in het huurcontract is aangebracht ten aan
zien van de parkeerruimte. In artikel 6 van het huurcontract stond eerst
vermeld dat er alleen buiten de poort geparkeerd mocht worden. In na
der overleg met de Grontmij is men tot de conclusie gekomen dat met
name in de zomermaanden de alternatieve parkeermogelijkheden bui
ten die poort niet aanwezig zijn en dat het derhalve alleszins redelijk
was in te gaan op het verzoek van de Grontmij om een overeenkomst
op het terrein te treffen. Die overeenkomst luidt als volgt: "Het is de
huurder toegestaan aan de zuidzijde van het gehuurde ruimte in te ne
men voor het parkeren van maximaal 10 auto's, een en ander overeen
komstig de situatie, zoals die op de bij deze overeenkomst behorende
tekening nader is aangegeven. De oprijlaan en het voor parkeren van
maximaal 10 auto's in gebruik te nemen terrein moet in de toestand
waarin zij zich thans bevinden gehandhaafd blijven. De in verband
daarmee te maken kosten zijn voor rekening van de huurder".
Verder is in artikel 6 nog het volgende opgenomen:
"Overigens blijft de openbaarheid van het park uitdrukkelijk gehandhaafd"
Wat betreft de concrete huur en verhuur van Wolfslaar hebben me
vrouw Stockmann en de heren Von Schmid en Van Caulil het woord ge
voerd, zij het dan dat zij tot tegenstrijdige conclusies zijn gekomen.
Het uitgangspunt van het college is, dat het verantwoording draagt voor
datgene wat het dagelijks doet. De heer Von Schmid meent dat het col
lege geen beleid voert in dezen; volgens hem is het verhuren van Wolfs
laar de gemakkelijkste oplossing. Als Wolfslaar voor welk gemeenschaps-
doel ook behouden zou moeten blijven, zouden er enerzijds inkomsten