671
27 MEI 1971
Toch zit er voor ons nog een principiële kwestie aan, nl. dat ons nu
deze voorstellen worden gedaan, terwijl zij niet los te maken zijn van
de hele kwestie-Bouvigne. Wij vinden dat dit voorstel eigenlijk niet
aan de orde had mogen komen en om die reden zullen wij dan ook te
gen stemmen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening
dat de heren Von Schmid, Froger en Koertshuis geacht willen worden
te hebben tegen gestemd.
De VOORZITTER: Ik wil de vergadering thans even schorsen. De
punten 4, 5 en 6 van de agenda zijn thans behandeld en ik wil de an
dere leden van de raad, die deze behandeling niet hebben willen bij
wonen, gaarne in de gelegenheid stellen thans weer ter vergadering te
verschijnen.
De vergadering wordt voor enige ogenblikken geschorst.
De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
Ik heb u straks al de argumenten genoemd waarom voorrang zal
worden gegeven aan de behandeling van het nu volgende agendapunt,
ik behoef deze dus niet te herhalen.
39. PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OP HET BESLUIT
VAN GEDEPUTEERDE STATEN DD. 14 APRIL INZAKE DE INSTEL
LING VAN EEN COMMISSIE SCHOOLADVIES- EN BEGELEIDINGS-
WERK ALHIER.
De heer VAN DER WERFF: Over dit stuk ben ik bijzonder teleur
gesteld. Niet over ons college, maar over het dreigende enorme uit
stel van deze voorziening enerzijds en aan de andere kant vooral over
de standpuntbepaling van het college van gedeputeerde staten in de
hoofdstad van onze provincie.
Uiteraard heeft dat college daartoe adviezen ingewonnen. Ik
denk bijvoorbeeld aan de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid,
wellicht ten departemente, misschien ook bij de staatssecretaris zelf,
en dan concludeer ik dat die adviezen afwijzend luidden. Ik betreur
het dat de argumentatie niet dieper, beter en duidelijker op de inhoud
van het rapport en van de beheersverordemng die wij hier hebben aan
genomen als gemeenteraad ingaat.
Uitermate teleurstellend acht ik het vooral na het grondige en
bundelende werk van de werkgroep onder voorzitterschap van wethou
der Broeders, een werkgroep die uit alle richtingen van geloofs- en
levensbeschouwing was samengesteld en waarvan alle personen terwille
van het Bredase kind in de moderne onderwijskundige situatie tot in
tensieve en open samenwerking en tot een algemene aanpak hadden
besloten. Als een dergelijke samenwerking op open en algemene ba
sis, onder auspiciën van een commissie als bedoeld in artikel 61 e. v.
van de gemeentewet, bereikt zou worden, is het mij een raadsel hoe
dan in Den Bosch het woord "verzuiling" kan vallen. Als deze raad
zou hebben besloten niet een dergelijke commissie in het leven te
roepen - en daarmee toch een zeker pionierswerk te verrichten, zowel
in bestuurlijke zin als uit een oogpunt van democratisering - maar een
stichting als beheersvorm zou hebben willen stimuleren, wat zou dan