1 JUNI 1971 te breken. Alle pleidooien die hier zijn gehouden door mevrouw Stock- mann, de heer Severens en de heer Sandberg met betrekking tot het voortbestaan van de Trapk.es wil ik onderschrijven wat datgene betreft dat men doet terzake van structuurvernieuwing, maatschappijkritische functie en zo meer. Daarom hebben wij gezegd: hoewel wij wat be zwaren hebben tegen bepaalde onderdelen van de activiteiten daar, willen wij die subsidie voor dit jaar wel toestaan. De overheid kan echter naar mijn smaak geen middelen beschikbaar stellen om mee te werken aan sabotage die erop gericht is haarzelf om zeep te helpen. Wij hebben in het verleden gezien hoe dit gebeurd is. Ik heb bewust de opkomst van het fascisme en de oorlog meegemaakt, toen men ook bepaalde zaken die naar voren kwamen niet onderkende en zei: och, het is zo erg niet, het zal wel meevallen. Ik moet u zeggen dat ik dit zeer ernstig vind. Volgens mijn inlichtingen - ik heb dit ook tegen de wet houder gezegd en hem gevraagd hiernaar te informeren - is dit pamflet inderdaad een jaar oud, maar het is nog op 17 maart bij de opkomst van de dienstplichtigen gebruikt en uitgereikt. Men moet dus niet zeg gen: nu ja, het is een jaar oud, dit is al lang voorbij. De heer VON SCHMID; Het is natuurlijk heel verkeerd van mij nu ook nog het woord te gaan voeren, maar aangezien het toch de gewoonte wordt dat wij er allemaal iets over zeggen zie ik niet in waarom ik het niet zou doen. Ik doe dit naar aanleiding van wat er allemaal is gezegd en ook omdat ik een enigszins ander standpunt in neem dan door mijn nog-fractiegenoot de heer Jansen is naar voren gebracht. Ik wil opmerken dat ik vind dat de Trapkes in een stad als Breda een belangrijke functie vervult. Daarom vind ik ook dat wij deze zaak van de subsidieverlening niet mogen ophangen aan een bepaalde acti viteit die daar heeft plaatsgevonden en die een aantal mensen heeft verontrust, een activiteit waarmee ik het zelf overigens ook niet eens ben. Ik betwijfel dus niet de principiële stellingname van de heren Kroon en Kramer en van anderen, maar ik geloof wel dat zij de zaak daarmee ernstig overtrekken. Wij moeten er gewoon van uitgaan - dat is trouwens ook al opgemerkt - dat in een dergelijke groep en bij der gelijke. activiteiten wel eens woorden worden gebruikt die shockerend kunnen zijn, maar ik meen dat een van de taken van zo'n vestzaktheater juist shockerend kan zijn, al is dat natuurlijk niet altijd plezierig. Dit is een belangrijke functie, maar de vraag is - en nu sluit ik aan bij wat de heer Froger en enkele anderen hebben gezegd - of men die functie inderdaad nog vervult. Er wordt immers gesproken over tanende belang stelling enzovoorts. Daarom vind ik dat het voorstel dat nu aan de orde is voor de Trapkes eigenlijk geen oplossing biedt. Het zwaard van Da mocles blijft boven het hoofd hangen. Mejuffrouw Paulussen heeft al terecht gesproken over een vicieuze cirkel en wij horen voorts ook niets over betere perspectieven. De ruimte is wel ter sprake gebracht, maar daarover valt op dit moment niet veel te zeggen. Ik zou het daar om wel aanbevelenswaardig hebben gevonden als de afdeling die zich hiermee bezighield nog eens samen met de Trapkes had bekeken of er niet een "bedrijfsgezondere" oplossing mogelijk was, met eventueel een ruimte waarin men voort zou kunnen werken. Zoals het nu staat kan men zeggen dat het financieel niet helemaal verantwoord is, en daar om ben ik het eens met de heer Froger dat deze subsidie wel kan wor den verleend, maar dat wij, voordat er een ruimere oplossing wordt gevonden, er met toe zullen overgaan er meer geld in te pompen. Op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 684