688 1 JUNI 1971 financiële situatie. Misschien beginnen wij dan opnieuw aan een expe riment, maar ik zie de situatie nu al niet bepaald rooskleurig in en dus houd ik mijn hart vast wanneer wij over de Witte Wijngaard gaan praten. Dit is thans evenwel niet aan de orde. Een uitspraak ten aan zien van deze subsidie houdt voor mij en mijn fractie dan ook geen enkele consequentie in met betrekking tot de Witte Wijngaard. Er is verschillende malen gesproken over het zoeken naar een oplossing op lange termijn. Dat klinkt natuurlijk wel mooi, maar op korte termijn zitten wij gewoon in de moeilijkheden. Wij kunnen heel breedvoerig gaan praten over de culturele inbreng van de Trapkes en over, zoals mejuffrouw Paulussen het heeft genoemd, de duidelijke maatschappijkritische functie, maar ik heb dan het idee dat er meer zinnen over de lippen dan mensen in de Trapkes komen, en dat is ge woon op dit moment het probleem. Er is weinig belangstelling, en dat is naar ik meen nu juist een van de criteria waaraan je continuering van een subsidie moet toetsen. Het is bepaald niet waar dat je, wan neer je een keer een instituut subsidieert, ervoor moet zorgen dat dit continu blijft doorlopen. Je moet kritisch zijn en je moet continueren, tenzij er belangrijke redenen zijn om het niet te doen; dit zijn de let terlijke woorden van de heer Froger geweest. Ik vind het functieverlies, het teruglopende enthousiasme en de verminderde belangstelling die zich manifesteert in teruglopend bezoek, de criteria waaraan je voort zetting van zo'n subsidie moet toetsen. Dit vervult mij althans op dit moment met zorg. Er is voorts uitvoerig gesproken over die brief. Ik meen daarover vrij kort te kunnen zijn. Wat mij eigenlijk niet zo lekker zit is dat de wethouder heeft gesproken over de waarborgen die in die brief zijn ge geven. Ik zie die eigenlijk niet. Ik wil niet zeggen dat er in de brief omheen gepraat wordt, maar men is toch ook niet duidelijk. Als ik een korte zin mag citeren; "De zaak heeft toentertijd aanleiding ge geven tot enig rumoer, doch leek sedert lang in het vergeetboek ge raakt. Het bestuur was dan ook zeer onaangenaam verrast toen de zaak kort voor het behandelen van het subsidievoorstel weer werd op gerakeld". Dit heb ik mij eigenlijk persoonlijk een beetje aangetrok ken, want ik ben uiteindelijk degene geweest die in de afdeling die brief ter sprake heeft gebracht. Nu krijg ik van het bestuur indirect het verwijt dat het onaangenaam verrast is door het feit dat die zaak weer in de belangstelling is gekomen. Wanneer men dat pamflet ech ter op 17 maart gaat uitreiken, ben ik niet degene die deze zaak op nieuw in de belangstelling brengt. Dat is duidelijk een activiteit ge weest van anderen, en laat ik dan nog niet eens zeggen van de werk groep leger, want dat kan ik niet beoordelen. Ik weet niet wie het pamflet heeft uitgereikt; ik weet althans niet of men tot de werkgroep leger behoorde. Wanneer je echter zo'n pamflet in handen krijgt dat is samengesteld door de werkgroep leger, is het duidelijk dat je in eerste instantie daar de verantwoordelijkheid legt. Het stichtingsbestuur zegt zelf dat de enige band met de Trapkes slechts bestaat uit het feit dat de leden van de werkgroep min of meer tot de vaste bezoekers beho ren. Als het jaarverslag van de Trapkes echter zegt dat men medewer king en onderdak verleent, is dat toch wel iets anders dan het stichtings bestuur in zijn brief zegt. Ik krijg gewoon de indruk dat de brief niet helemaal eerlijk is. Het is misschien goed bedoeld, maar. De heer KROON: En toch bent u voor deze subsidie?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 688