1 JUNI 1971
De heer SANDBERG: Dat is een heel andere zaak; ik kom daar
dadelijk op terug. Ik heb het nu over de brief.
De heer Van Os heeft de zaak van de sabotage gebagatelliseerd.
Ik heb daar geen behoefte aan; ik heb al gezegd mij namens de voltal
lige fractie heel duidelijk van deze activiteiten te distantiëren. Dat
daaraan enkele leden van de fractie andere consequenties verbinden
ten aanzien van de subsidie heb ik ook gezegd. Dat gebeurt niet om
dat de meerderheid van de fractie redeneert van: nu ja, het was niet
best, maar vooruit, wij geven ze nog een kans. Wij zijn er allemaal
tegen, maar hebben alleen gezegd: als men zelf inziet dat men fout
is geweest, moeten wij het kunnen accepteren dat iemand een fout
begaat en dit corrigeert. Het moet natuurlijk niet meer voorkomen.
Wanneer op een andere wijze wederom een activiteit plaatsvindt die
duidelijk indruist tegen de belangen die de overheid waarborgt, is dit
voor ons ook een afgedane zaak en behoeven wij er niet eens meer
over te praten. Wij willen met deze subsidieverlening dan ook hele
maal niet zeggen dat wij de activiteiten van de werkgroep leger onder
steunen.
Over de samenwerking met de Beyerd heb ik bij de begrotingsbe
handeling al even iets gezegd. Ik zou het zeker niet willen beperken
tot de Beyerd. Ik zoek nog altijd - maar dat doet de gehele afdeling -
naar een methode om alle culturele instellingen in Breda te laten sa
menwerken en samen een actieprogramma te laten opstellen waardoor
Breda ook cultureel gepresenteerd kan worden.
De heer SEVERENS: Graag wil ik een paar korte opmerkingen ma
ken. Ik ben blij dat ik van vrijwel de voltallige raad heb vernomen dat
men zeer positief staat tegenover het instituut van de Trapkes als zoda
nig. De heer Sandberg ziet de situatie op dit moment wat minder roos
kleurig, maar ik geloof dat de vraag welke waarde wij aan de Trapkes
moeten hechten alleen maar te beantwoorden valt door dit te bekijken
tegen de achtergrond van de zes jaren waarin het nu heeft gefunctioneerd
met een zeer beperkte mankracht, een slechte outillage en heel weinig
middelen. Ik meen dat, als wij deze dingen mede in ogenschouw ne
men, de stad Breda blij mag zijn dat zij een van de weinige microthe
aters in ons land heeft, waarvan heel wat positieve impulsen naar het
gehele culturele leven van Breda zijn uitgegaan. Als de Trapkes in de
huidige vorm zou moeten veranderen - de inhoud wil ik helemaal over
eind houden -, zal bij brede lagen van jongeren het verlangen naar vo
ren komen dat ook aan hun gerechtvaardigde eisen op het culturele vlak
wordt tegemoet gekomen. Ik neem dan ook aan dat deze raad na ver
loop van tijd opnieuw geconfronteerd zal worden met nieuwe voorstel
len voor soortgelijke instituten.
Gesteld kan worden dat in het totale cultuurpatroon van Breda de
Trapkes zeer zeker een reële functie vervult. De grootste moeilijkhe
den hebben betrekking op de ruimte en de financiën. Wat dit betreft
wil ik toch wel graag onderscheid maken tussen maatregelen op korte
en op lange termijn. Van de wethouder heb ik begrepen dat een reële
aanpak zeker een lange termijn vraagt, omdat met het verbouwen van
de Witte Wijngaard grote investeringen gemoeid zijn, die zeker niet
binnen één jaar of zelfs twee tot drie jaar gerealiseerd kunnen worden.
Vandaar dat ik meen dat, willen wij het instituut overeind houden, op
korte termijn gezocht moet worden naar een alternatieve exploitatie-
opzet. Met de wethouder die hierover heeft gesproken ben ik van oordeel