692
1 JUNI 1971
en om duidelijkheid te krijgen is het reëel u te vertellen dat wij heel
sterk overwegen om, wanneer dit voorstel wordt aangenomen, het ter
vernietiging aan de Kroon voor te dragen, omdat het in strijd is met
de wet en met het algemeen belang,,
De heer VON SCHMID: Toen ik de heer Sandberg hoorde praten
dacht ik bij mijzelf: zo kan het toch eigenlijk niet meer. Hij denkt waar
schijnlijk dat hij, nu hij die voorwaarde aan de Trapkes stelt, door voor
deze subsidie te stemmen er een steunpilaar van het leger bijgemaakt
heeft. Ik geloof dat dit toch wel een wat merkwaardige gedachtenkronkel
is. Eigenlijk wordt er nu een extra voorwaarde aan de Trapkes gesteld
in de zin van: pas op jongens, meedoen met wat jullie de establishment
plegen te noemen, want anders gebeurt er wat.
De heer SANDBERG: De heer Von Schmid verwijt mij een kron
keling in mijn gedachtengang. Het is misschien een kronkeling in de
gehoorgang van de heer Von Schmid, want ik kan nauwelijks veronder
stellen dat hij dat uit mijn woorden heeft kunnen afleiden.
De heer VON SCHMID: Ik heb het eruit gehaald en mijn gehoor is
nog zeer goed. Ik zal mij eens laten onderzoeken wat dat betreft, maar
het is in ieder geval heel iets anders dan een kronkeling die je consta
teert. Men moet nu niet met fysieke dingen komen aanzetten.
Ik vind het een vrij principiële kwestie. Ik begrijp het standpunt
van de heren Kroon en Kramer volkomen. Zij zeggen dat er dingen ge
beuren waarmee zij het niet eens zijn omdat zij die gevaarlijk achten.
Van de heer Sandberg krijgen wij een ander verhaal. Hij zegt: wij zijn
er ook tegen, maar wij zijn er zeker van dat het niet meer gebeurt.
De heer SANDBERG: Wij hebben dat als voorwaarde gesteld.
De heer VON SCHMID; Ja, dat vind ik juist het verschrikkelijke.
Wij zijn het er natuurlijk allemaal over eens dat er geen sabotageda
den moeten worden gepleegd, maar daar komen wij nu niet op terug.
De heer SANDBERG: Daar was ik nu juist wel op teruggekomen.
Dat mag niet meer voorkomen en dat verbinden wij als voorwaarde aan
continuering van subsidie. Dat heb ik gezegd.
De heer VON SCHMID: Goed, daar ga ik dan even op door, want
ik vind het volkomen verkeerd te eisen dat men het eens moet kunnen
zijn met wat er in de Trapkes gebeurt. Het is juist een avant-gardistisch
experiment, en dan moet men begrijpen dat er wel eens dingen gebeuren
die tegen iemands opvattingen ingaan. Dat hoort er nu eenmaal bij. Als
men die voorwaarde eraan verbindt, wordt een tweede zwaard van Da
mocles boven dit theater gehangen. Ik kan hier nu lang over praten of
kort, maar in ieder geval was dit de reactie die bij mij opkwam. Ik
meen dat het gewoon legitiem is daaraan uiting te geven nu wij over
deze subsidiekwestie praten. Er wordt telkens een element in de dis
cussie gebracht waarvan ik al heb gezegd dat ik het niet plezierig vind
d&t dat er bij komt, omdat ik dit er graag helemaal los van zie, maar
als het steeds merkwaardiger vormen gaat aannemen vind ik het ge
woon mijn plicht om daarop te reageren. Dan mag u natuurlijk weer
allerlei gebreken aan mij toeschrijven,