694 1 JUNI 1971 moeten laten horen. Daarom heb ik daarstraks toen de heer Sandberg die brief uiteenrafelde en zei dat er eigenlijk niets in stond, bij inter ruptie gezegd: en toch bent u er voor. Dat is voor mij een onduidelij ke zaak, want men wist bij het bestuur van de Trapkes heel goed waar het om ging en wat het criterium was. Desniettegenstaande is men niet gekomen met een duidelijke veroordeling van de activiteiten van de werkgroep leger ten aanzien van sabotage. De wethouder zegt dat de verklaring van het bestuur voor hem duidelijk genoeg is. Voor ons is zij dat niet; het spijt mij, de standpunten liggen al vast. Wij blijven tegen en, zoals mijn fractiegenoot al heeft gezegd, overwegen wij om, wanneer dit voorstel wordt aangenomen, het bij de Kroon ter vernieti ging voor te dragen. Wethouder VAN DUN: Het is natuurlijk wat moeilijk discussieren tegen de. achtergrond van een eventueel door de raad aan te nemen voorstel dat kan leiden tot een démarche in Den Bosch en in Den Haag, maar goed, laat ik dit buiten beschouwing laten. Ik heb niet de minste illusie dat ik met name de heren Kramer en Kroon kan overtuigen van het feit dat althans het college in deze brief van het bestuur een garantie ziet - vanuit de verantwoordelijk heid van dat bestuur voor het reilen en zeilen in de Trapkes - dat dat gene waarover u zich terecht zorgen maakt in de toekomst niet meer zal gebeuren. De heer Sandberg zegt elke relatie met de Witte Wijn gaard in deze discussie te vermijden. Daarin heeft hij gelijk, maar hij staat mij wel toe te antwoorden op vragen van raadsleden, met name op de vraag van mevrouw Stockmann. Er bestaat misschien enig misverstand over wat er met dit stuk aan de hand is. Ik meen dat ik de raad eraan moet herinneren dat er op het ogenblik eigenlijk een ongesubsidieerde Trapkes bestaat, en vandaar dat u thans dit voorstel voorgelegd hebt gekregen. U weet dat het voorstel dat u in 1969 hebt aangenomen duidelijk een voorstel tot het verlenen van subsidie voor 1969 en 1970 was. Dit betekent dat er op dit moment een hiaat is en vandaar dat juist dit stuk - en ik ben het dan ook niet eens met wat de heer Von Schmid voorstelt - die "gap" moet opvullen. Als u dit voorstel aanneemt zal dit inhouden dat de Trapkes minimaal voor 1971 weer wordt gesubsidieerd. Een ander be zwaar van terugnemen van dit stuk is dat het mij bekend is dat de Trapkes in liquiditeitsmoeilijkheden verkeert en dat het aannemen van dit voorstel bijdraagt aan het oplossen van die moeilijkheden. Wij zijn dan bij de kern van het verhaal: dit is inderdaad een oplossing op korte termijn, maar wat doen wij op langere termijn? Ik geloof dat de oplossing op korte termijn vanavond door uw raad kan worden geboden, en dat de oplossing op langere termijn een zaak is van huisvesting van de Trapkes en van het door het college en raad tezamen stellen van prioriteiten. De opmerking met betrekking tot de totaliteit van uitgaven in de culturele sector zal ik aan collega Mans doorgeven. Een oplossing legt een claim op de verantwoordelijkheid van de werkers van de Trap kes zelf. Bij de helpende hand die de raad biedt door het aannemen van dit voorstel, moet men ervoor zorgen dat men de minimale gele genheid krijgt zich te bezinnen op een zodanige exploitatievorm dat wij, gezien de huidige situatie, kunnen komen tot een wat betere op zet van de Trapkes dan op dit moment het geval is. Ik meen het hierbij te kunnen laten. De gehoorgangkronkel waar over de heren Sandberg en Von Schmid hebben gesproken is hun zaak

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 694