1 JUNI 1971
De heer VAN OS: In tegenstelling tot het voorgaande agendapunt
is dit een erg belangrijke en bijzonder ernstige zaak voor Breda. Het
principebesluit mag dan wel genomen zijn, maar er zijn zeer belang
rijke redenen om de definitieve toetreding met de grootst mogelijke
zorgvuldigheid te omgeven. Het feit dat de provincie de vorige week
heeft toegestemd ontheft ons niet van onze verantwoordelijkheid in
dezen. Wat zijn zoal die redenen om de zaak eens kritisch te bekijken?
Wij nemen door toetreding tot dit industrieschap deel aan een plan waar
aan nog steeds geen officiële goedkeuring is gegeven. Wij hebben wei
nig bewondering voor de gehele gang van zaken bij het van de grond
komen van dit industrieschap. Democratie heeft daarmee naar ik meen
bijzonder weinig te maken gehad. Wij moeten ons ook heel goed reali
seren dat wij te maken hebben met een Rotterdamse zaak op Brabantse
grond. De uitvoering van een en ander is in een zeer vergevorderd sta
dium en de financiële risico's - het is hier al duidelijk naar voren geko
men - zijn slecht te overzien. Breda heeft er helemaal geen behoefte
aan extra risico's op financieel gebied op zich te nemen, want wij heb
ben er al zat. Dit kan op zich ook nooit een reden zijn om aan dit in
dustrieschap deel te nemen, want dan kun je beter een potje monopoly
spelen; dat brengt voor de toekomst dan wat minder moeilijkheden met
zich.
Het milieubeheer is tot nu toe onbevredigend geregeld. Er is een
convenant, maar daar staat niet veel bijzonders in. Er is voorts een ver
klaring van de Shell, die zich daar als eerste vestigt, maar ook die ver
klaring heeft bijzonder weirug om het lijf, want die belooft alleen maar
heel trouw om metingen toe te staan en desnoods zelf metingen te ver
richten om de graad van vervuiling vast te stellen. Op zich zegt dit na
tuurlijk niets. Te kunt vervuilen zo hard als je wilt en je kunt het nog
braaf meten ook, maar het gaat erom wat de toelaatbare grenzen zijn
en wat men gaat doen als die worden overschreden. Er wordt gezegd:
de vervuiler betaalt. Ik vraag mij dan af wie de vervuiler is. Behalve
de Shell komen er nog andere industrieën en dan kunnen wij lekker gaan
knokken over de vraag wie wat voor viezigheid de lucht heeft ingebracht.
Dit zijn in de praktijk erg moeilijke zaken, waarover wij in de toekomst
nog zeer veel zullen horen. Verder is er de waterverontreiniging, waar
op de heer Van Graafeiland ook al wees. In eerste instantie gaat men
gewoon ongezuiverd afvalwater in de Schelde lozen; dat kan er nog wel
bij, denkt iedereen. Op dat punt zijn wij dus beslist niet gerust. Er zijn
naar ik meen andere mogelijkheden op dit gebied. Op bepaalde plaat
sen zie je al dat de toelaatbare grenzen tijdig worden vastgesteld, dat
een boetebeding wordt ingevoerd, zodat, als die grenzen worden over
schreden, dit meteen geld kost, en niet zo weinig. Van dit alles is bij
Moerdijk absoluut nog geen sprake. Nu wordt er wel eens gewezen op
de aantrekkelijke puntjes van dit industrieschap, zoals het feit dat het
het aantal arbeidsplaatsen zal vergroten. Wel, daarmee zijn wij natuur
lijk allemaal gelukkig. Ik vind echter de schattingen wat aan de opti
mistische kant; er wordt gesproken over 10. 000 daar en nog 10. 000 el
ders die ermee te maken hebben. Ik moet dat eerst nog zien, maar
wij zijn er zelf bij en kunnen dit heel goed in de gaten houden.
Wat de deelname van de Shell betreft is zo langzamerhand ieder
een er wel van overtuigd dat de grondprijs die de Shell heeft betaald
belachelijk laag is geweest. De Shell heeft 20, -- betaald en men
voorziet dat degenen die na de Shell komen op grond van nieuwe schat
tingen, die wat minder optimistisch zijn dan de eerste, zowat het dub
bele moeten gaan betalen en waarschijnlijk meer dan het dubbele.