706 1 JUNI 1971 min of meer gezette tijden ter verantwoording worden geroepen, U weet dat de gemeenschappelijke regeling daartoe een aantal mogelijk heden biedt, waarop ik nu niet verder inga. Ik meen dat de raad dit instrument kan hanteren en zijn vertegenwoordiger kan verzoeken of misschien zelfs opdragen om de gemeenteraad van de gang van zaken op de hoogte te stellen. Ik herhaal dat wat begroting en rekening aan gaat de raad alle mogelijke informaties krijgt. Er is zeer uitvoerig gesproken over de milieuhygiëne. Van vele kanten is gezegd dat die milieuhygiëne bijzondere aandacht vraagt. Ik geloof dat van deze kant niet anders verwacht mag worden dan een duidelijke onderschrijving van dit standpunt en ik meen ook dat, voor zover dat mogelijk is, juist in de raad van bestuur van dit industrie schap daaraan alle aandacht zal moeten worden geschonken. In de stukken hebt u gelezen dat er wat de groenstroken betreft nog een claim is bij het rijk, waarop men een beroep zou kunnen doen, en ik geloof dat het bestuur van het industrieschap alles moet doen om die te reali seren. Wat het algemene vraagstuk betreft geloof ik, met volledige erkenning van het enorme belang dat hier in het geding is, dat men er toch vanuit mag gaan dat er in Nederland een wetgeving bestaat en ten dele een wetgeving in wording is - u hebt daarop al gedoeld: de hinderwet, de wet verontreiniging oppervlaktewater, de wet lucht verontreiniging, de ontwerp-wet bodemverontreiniging - en het is na tuurlijk vanzelfsprekend dat al deze wetten van toepassing zijn op ook dit industrieschap. Wat is er nu gebeurd? Er is een overeenkomst ge maakt met de Shell, maar veel belangrijker is dat bekende convenant van 1968, waarin men met de ministeries, de provincie, De Zekluza en het schap zelf tot bepaalde afspraken is gekomen. Ik heb dit con venant in de pauze even nagekeken en geloof dat daarin duidelijk staat dat men gebonden is aan de voorwaarden en eisen die niet alleen de wetgeving van vandaag stelt, maar die ook de wetgeving die moet komen zal stellen. Dit lijkt mij een bijzonder positieve opvatting die in dat convenant is neergelegd, en ik geloof dat men daarin het nodige vertrouwen moet hebben, dit te meer omdat de deelnemers aan dit convenant heel duidelijk met elkaar hebben afgesproken dat men de ze zaken zeer nauwlettend zal volgen. In de afdeling hebben wij u nog medegedeeld dat een werkgroep is ingesteld die alle mogelijke zaken onderzoekt. Van de drie Zekluza-burgemeesters hebt u gehoord dat men op het ogenblik al 180 punten heeft waarop men nader studeert. Het is voor mij een geruststelling dat deze werkgroep bestaat en dat daarin de inspecteur van de volksgezondheid, de R. I.Z.A.hinderwets autoriteiten en de arbeidsinspectie allemaal vertegenwoordigd zijn. Door de heer Van Graafeiland is nog gesproken over de afvoer van afvalwater. U weet dat de pijpleiding naar de Westerschelde in uitvoe ring is. Daarbij worden bepaalde eisen gesteld aan de zuivering. Hij heeft speciaal nog gevraagd of wij een kortsluiting willen maken tussen het bestuur van het waterschap West-Brabant en het bestuur van het in dustrieschap, Ik geloof dat dit een zinvolle zaak is; ook als lid van het bestuur van het waterschap meen ik dat een dergelijk contact van groot belang is. Naar ik meen zal dat contact ook vanzelf tot stand komen wanneer er een watergraaf is benoemd. Overigens moet u zich er wel van bewust zijn dat juist in dat waterschap de industrie direct vertegenwoordigd is. Er zit op het ogenblik zelfs iemand in uit de kringen van de Shell en ik geloof dat men daar de wederzijdse belan gen zeer goed zal kunnen bespreken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 706