709 1 JUNI 1971 oefenen. Een heel ander vraagstuk, een vraagstuk dat in het college zeker aan de orde is geweest, is de kwestie van de begeleiding, met l name de financieel-technische begeleiding van de voortgang van het 1 grote werk dat in de Zekluza-gemeenten is begonnen. Het is naar on- s ze zienswijze heel belangrijk dat de stukken financieel-technisch goed beoordeeld en geanalyseerd worden voorgelegd, waardoor het het be- 1 stuur mogelijk wordt gemaakt het geheel op korte termijn te overzien i en daarover duidelijke beslissingen te nemen. Wij zijn zelfs van me- 1 ning - die gedachte is ook geuit in provinciale staten, terwijl wij haar j ook in de afdelingsvergadering naar voren hebben gebracht - dat door deskundigen, misschien zelfs onafhankelijke deskundigen, in samen- c werking met deskundigen van het schap en eventueel van gemeente en provincie eens een analyse zou moeten worden gemaakt van het i geheel zoals dat nu voorligt, om zodoende te ontdekken welke basis- i gegevens van te beïnvloeden factoren het de bestuurder mogelijk ma ken op een gegeven moment snel bij te sturen. In die zin moet u ook i de formulering in ons voorstel zien als wij zeggen dat niet alleen de cijferopstelling belangrijk is, maar dat vooral de bestuurskracht en besluitvaardigheid het in de toekomst zullen moeten doen. Als men ziet hoe groot de onderlinge verbondenheid is tussen de kosten van verwer ving van grond, van bouwrijp maken, van rente en van de opbrengst van de grond, moet men toch wel een heel scherpe analyse daarvan hebben, met daarbij ook nog de relatie die met andere sectoren kan bestaan. Zo kan men enerzijds zeggen dat het hebben van een voor raad aan grond goed is voor de acquisitie, maar anderzijds heeft men dan weer te maken met de rentekosten. Verder zijn er factoren als het uitvoeren in grotere eenheden, het aannemen van de zandtransac- ties in de Biesbosch, die misschien invloed hebben op de kosten van het bouwrijp maken, rentefactoren en de geldontwaarding die natuur lijk ook hierbij een rol speelt. Al die factoren in hun onderlinge ver bondenheid vragen natuurlijk een bijzonder sterke bestuurlijke en fi nancieel-technische begeleiding. Wij zijn dan ook van mening dat bij toetreding van Breda onzerzijds bevorderd moet worden dat dit van uit het bestuur van het schap duidelijk gebeurt. Wij hebben de indruk dat de bereidheid daartoe wel aanwezig is en wij menen dat wij daar in een basis kunnen vinden om verantwoord te besturen. Dit wil niet zeggen dat daarmee alle risico's zouden zijn ondervangen, maar wel dat er sprake kan zijn van verantwoord bestuur. Ik zeg graag toe dat, als er saillante afwijkingen zijn, die ver werkt zullen worden in de cash flow. Het gaat hier dus niet om klei nigheden, want zo'n bestuur moet snel en besluitvaardig kunnen handelen, maar als er saillante afwijkingen zijn die een herbezinning op de cijfers nodig maken zullen wij daarmee zeker in de afdelingen en in de raad terugkomen. Ik neem aan, mijnheer de voorzitter, dat u hiermee vol ledig kunt instemmen. Ik weet niet of de kwestie van de communicatie tussen de B. R. I. M. en de ambtelijke begeleiding op mijn terrein ligt. De heer Van Graafei- land noemt de ambtenaren begeleiders, maar ik meen dat men verder moet gaan en moet zeggen dat de ambtenaren, het bestuur van deze gemeente en de B. R. I. M. erbij moeten worden betrokken teneinde de gevolgen die ik niet geheel kan beoordelen zo goed mogelijk op el kaar af te stemmen. De heer Van Graafeiland vraagt voorts om een accountantsrap port op het moment van de overgang. Wij denken van onze kant aan accountantscontrole op de stukken. Het verificatiebureau van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 709