713 1 JUNI 1971 bleven zijn de volgende. Met betrekking tot het milieubeheer heeft de heer Von Sohmid gezegd dat hij eigenlijk niet zo goed ziet wat je er als gemeenteraad aan kunt doen. Ik geloof dat je in ieder geval kunt voorkomen dat je in een dwangpositie wordt gebracht, in die zin dat je op een gegeven moment tot een vorm van grondprijzen moet komen om de gehele zaak exploitabel te houden, grondprijzen die dan dermate hoog zijn dat alleen nog de vuilverwekkers, als ik het zo even mag zeg gen, enige belangstelling hebben. Wij menen dan ook dat het huidige verkoopprijzenbeleid nauwlettend in de gaten moet worden gehouden, zodat wij in de toekomst op het terrein van het milieubeheer niet in de moeilijkheden gaan komen. Een tweede punt dat ik nog even naar voren wil brengen betreft de categorische ontkenning van de wethouder dat de weg van het indus trieterrein naar Breda voor rekening van het schap komt. Wij zijn erg blij met die mededeling, maar er moet natuurlijk iets komen en dat zal dan betaald moeten worden. Ik wil nu vragen of het college ken nis heeft genomen van de recente uitspraak van gedeputeerde Brokx bij de behandeling van dit onderwerp in de staten, waarbij hij stelde dat er onderhandelingen aan de gang zijn over de hoogte van een even tuele bijdrage van de gemeente Breda. Zo ja, in welke orde van groot te ligt die bijdrage dan ten opzichte van het totale project? Ten aanzien van de verantwoordingsplicht waarover de voorzitter heeft gesproken meen ik dat er voor de raadsleden en het collegelid die in de raad van bestuur zullen worden benoemd in principe geen andere verantwoordelijkheid is dan die welke leden dragen die zitting hebben in bestaande lichamen en organen. Op voorhand wijzen wij wel af dat er een soort van plicht zou bestaan om vooraf een soort van rug gespraak te creëren, omdat dit, zoals de geschiedenis uitwijst, iedere uitvoering van het beleid remt. De wethouder heeft naar aanleiding van mijn vraag over het ac countantsonderzoek gesteld dat er weliswaar geen accountantsonderzoek zou plaatsvinden, maar wel een deskundig onderzoek. Ik voel mij enigs zins aangesproken op dit financieel-economische terrein en wil hem eigenlijk vragen welk verschil hij ziet tussen een accountantsonderzoek en een deskundig onderzoek. De heer VON SCHMID: Ik had mij vast voorgenomen niets te zeggen, maar ik moet nu wel even ingaan op een opmerking van de heer Van Graafeiland, want als ik dat niet zou doen zou dat een beet je verwarring kunnen wekken ten aanzien van ons standpunt. Ik meen dat ons standpunt overigens vrij duidelijk is. Wij zijn voor deze rege ling; de argumenten daarvoor behoef ik nu niet te herhalen. Ik heb in eerste instantie alleen tot uitdrukking willen brengen - en ik geloof dat dit een heel belangrijke zaak is - dat de milieuverontreiniging zo'n enorm probleem is dat je je moet afvragen wat je er, niet alleen als gemeenteraadslid maar als Nederlander überhaupt, aan kunt doen. Een van de redenen voor ons om hieraan mee te doen is dat wij er dan tenminste nog iets aan kunnen doen. Ik meen dat wij geheel op dezelf de golflengte zitten en dat over ons standpunt ook geen twijfel kan be staan. De VOORZITTER: Ik mag van mijn kant nog een enkele opmer king maken, speciaal aan het adres van de heer Van Os. Hij heeft ge sproken over het oorspronkelijke ruimtelijke plan. Het is inderdaad be gonnen met een bestemmingsplan, zo u wilt een structuurplan tussen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 713