716 1 JUNI 1971 tot die hoogte ook invloed op de gehele ontwikkeling van de risico's en van de prijzen, niet alleen van de gronden, maar ook van de huren, U hebt in het stuk kunnen lezen dat een deel van het gebied verhuurd gaat worden. Aanpassing van de huurprijzen schept aan de ene kant wat meer mogelijkheden voor de toekomstige ontwikkeling, maar aan de andere kant schept dit een extra problematiek ten aanzien van de financiering. Dit zijn de twee zaken die tegenover elkaar afgewogen een keuze ver gen met betrekking tot hoeveel men verantwoord acht zelf te financieren, om daardoor in de toekomst, op basis van de te verwachten geldontwaarding, tot een exploitatie te komen die wat gunstiger kan zijn. Ik meen dat ik verder niet meer behoef in te gaan op de aanvullende opmerkingen van de heer Geene met betrekking tot subsidiemogelijkheden, houtexploitatie etc. Ook ten aanzien van de spoorlijn zal hij op dit mo ment van mij geen nader antwoord verwachten. Wat de financieel-tech- nische begeleiding betreft mag ik constateren dat de heer Geene er graag mee instemt. Het doet mij ook plezier dat de heer Van Graafeiland in het algemeen bevredigend beantwoord is. Hij attendeert er wel op dat het verkoopbeleid duidelijk in de gaten moet worden gehouden. Ik heb in eerste instantie gezegd dat dit behoort tot het complex van aankoop, bouwrijp maken, rentekosten en verkoop, en ben het daarmee dus eens. De hoogte van de bijdrage die van de gemeente Breda zou worden ge vraagd inzake de weg Breda - Moerdijk is mij niet bekend. In eerste instantie heb ik geprobeerd een indicatie te geven van wat er aan de hand kan zijn. Het ontvangen van het verkeer zal een zaak van de ge meente Breda moeten zijn, met name als het gaat om gebied dat tot de gemeente behoort. De weg tussen de gemeente en het industriegebied is duidelijk een zaak van groter belang dan alleen gemeentelijk belang. In de onderhandelingsfase zittend meen ik dat u er nu wel iets van weet hoe het college hierover oordeelt. Het vooraf ruggespraak houden wordt door de heer Van Graafeiland afgewezen. Ik meen dat uit mijn beantwoording wel duidelijk is gewor den dat een aantal zaken van besluitvorming vooraf de instemming van de raad behoeft, terwijl aan de andere kant slagvaardig werken natuur lijk wel vereist dat men niet met alle dingen naar de raad moet. Dit is naar ik meen ook niet de intentie geweest van de heer Van Os, die wel een verantwoordingsplicht wil, maar dat betreft dan vaak zaken die al gebeurd zijn. In hoofdzaak zal er sprake moeten zijn van een goed contact, in het dagelijks beleid mogelijkheden voor het bestuur en een verantwoordingsmogelijkheid naar de raad. Als de heer Van Graafeiland vraagt welk verschil ik zie tussen een accountantsonderzoek en een deskundig onderzoek, geef ik toe dat ik mij op wat glad ijs heb begeven. Ik wil namelijk bepaald niet suggereren dat een accountantson derzoek niet een deskundig onderzoek zou zijn. Ik heb bedoeld te zeg gen dat er aan deze zaak twee duidelijke aspecten zijn, enerzijds de financiële kant en anderzijds de technische kant van de inrichting van het terrein, het bouwrijp maken, de grondexploitatie enz. Het college meent nu dat alleen een onderzoek van die beide kanten voldoende inzicht kan bieden voor het bestuur in de toekomst. De heer VAN GRAAFEILAND: Het moment van overgang van het bestaande schap naar het nieuwe schap, waarin wij gaan deelnemen, vind ik bepalend. Als dan zo'n deskundig onderzoek wordt uitgevoerd naar de verplichtingen die worden overgenomen, zullen wij daar ge lukkig mee zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 716