734
8 JUNI 1971
heeft de heer Geene mijn vrouw opgebeld. Hij zei dat haar man
op strikt vertrouwelijke basis het rapport van de K. V. P.-fractie kon
ontvangen. Ik was die dag in Utrecht en mijn vrouw heeft hierover
opgebeld. Ik heb haar gezegd dat ik op die basis het rapport niet
wenste te ontvangen. Een van de fractieleden heeft het rapport on
geopend aan de neer Geene teruggestuurd.
Blijkbaar bestaat over dat ongeopende een misverstand. In de
fractievergadering van de K. V. P. is als een pikante bijzonderheid
aan de orde geweest dat wij wisten dat dit rapport strikt vertrouwe
lijk was. Dat wordt dus verklaard door hetgeen de heer Geene 's mor
gens aan mijn vrouw heeft gezegd.
Over de brief van de heren Bos en Teuben bestaat enig misver
stand. Er is duidelijk geen besluit over genomen. Tot slot van het
betoog over de zaken die ter kennisname kwamen heb ik u, mijnheer
de voorzitter, gevraagd of het ter kennisneming kwam of niet. U
heeft daar geen besluit over laten nemen. Ik zou graag van u enige
verduidelijking hebben of hetgeen hier gesteld wordt juist is of niet.
Wij hebben de overige fracties inderdaad geen nadere informatie
verstrekt. Vlak voor de vergadering hebben wij informatie verkregen
van het ministerie van C.R. M. Die informatie betreft een brief van
3 februari 1970, waarin C.R. M. duidelijk stelt dat geen subsidie
zal worden verleend. Die brief is gericht aan de stichting Bouvigne.
Daarnaast is er een uitermate belangrijke brief van C. R. M. van
1 april, die ons ter kennis is gekomen. Als wij op een democra
tische manier kunnen verder vergaderen zal op dit schrijven nader
worden ingegaan. Ik geloof dat dit als zakelijke basis eigenlijk al
voldoende is om het ordevoorstel niet aan te nemen.
Het weglopen behoort duidelijk bij dit ordevoorstel. Er is een
samenhang tussen onze aanwezigheid in deze door onszelf aange
vraagde vergadering en onze afwezigheid tijdens een deel van de
vergadering van 27 mei. Die samenhang wil ik graag aantonen.
Aan het adres van de "twaalf" -- degenen die zich aan de raads
vergadering van 27 mei hebben onttrokken -- is de beschuldiging
geuit dat zij ondemocratisch zouden hebben gehandeld. Dit onde
mocratische handelen zou bestaan uit het zich niet neerleggen bij
het feit dat de meerderheid van de raad zich had uitgesproken voor
een andere -- zowel formeel als inhoudelijk behandeling van de
Bouvigne-affaire dan de "twaalf" noodzakelijk oordeelden. Eén van
de spelregels van de zogenaamde parlementaire democratie is dat
besluiten bij meerderheid worden genomen en dat de tegenstem
mende minderheid zich loyaal schikt in het eenmaal genomen meer
derheidsbesluit. Voor wie deze formeel-procedurele opvatting van de
democratie het begin en vooral het einde van alle democratische
wijsheid is, is de kous af. Met hen kunnen wij dan niet verder
discussiëren. Ik hoop echter dat wij dat, ondanks dit ordevoorstel
in de loop van de avond toch zullen kunnen doen. Wij liepen
immers niet weg omdat wij in een arbitraire, dus aanvechtbare,
stellingname toevallig geen meerderheid achter ons kregen, maar
omdat dat andere dan formeel-procedurele beginselen van de demo
cratie zelf in het geding waren, of -- beter gezegd nog de
democratie zelf op het spel stond. Dat blijkt weer overduidelijk
op deze avond en overstijgt het procedurele niveau van minder
heid tegenover meerderheid.