737 8 JUNI 1971 gaan, als er gediscussieerd moet worden weg, terwijl anderen blijven zitten omdat zij het de plicht van een raadslid achten gewoon door te gaan met de agenda. Deze laatsten worden dan afgeschilderd als ondemocratisch en als nare figuren, die particuliere belangen bij Bouvigne hebben. Ik meen dat heel wat van degenen die zijn blij ven zitten totaal geen particuliere belangen bij Bouvigne hebben. Ik heb die belangen in ieder geval niet, maar misschien kan straks nog worden aangetoond dat ik die wel heb. Wie weet wat voor vreselijke toestanden straks ter tafel zullen komen! Ik heb het ordevoorstel van de heer van Loon medeondertekend omdat ik het juist vind dat er scherp geprotesteerd wordt tegen het weglopen uit de raad. Het weglopen uit de raad vind ik onder geen enkele omstandigheid goed te keuren. In het verleden zijn er momen ten in deze raad geweest dat individuele raadsleden hebben willen weglopen. In een democratie blijft men op zo'n moment echter zitten en neemt men zijn verlies. Bovendien -- dat is veel belangrijker -- is er geen sprake van geweest dat iets een democratische behandeling in de weg stond. De heer CRUL: Hoe verklaart u dan de uitspraak van de heer Broeders? De heer VON SCHMID: Ik vind het merkwaardig dat de heer Broeders ineens tevoorschijn wordt gehaald. De heer Broeders zei, volgens de heer Crul, dat alleen maar over zakelijke dingen ge sproken mocht worden. De raad zou daartoe dus verplicht zijn. Dat is natuurlijk onzin. Ik heb alle respect voor wethouder Broeders, maar het interesseert mij niets of dat die avond gezegd is. Op dat ogenblik bestond namelijk de mogelijkheid, of de heer Broeders dat leuk vond of niet, ook over de persoonlijke zaken te praten. De heer van Caulil heeft in het debat personen betrokken en ook andere sprekers, die nog waren overgebleven, hebben dat gedaan. Dat dit verder niet gebeurd is komt doordat de mensen die ook in de oppo sitie waren beneden gingen zitten! Zij gingen beneden zitten luis teren naar hetgeen de treurige rest, die op dat moment ook tegen het beleid was, hierboven nog kon zeggen! De heer VAN CAULIL: Dit hebben zij beneden gehoord. Toen waren zij toch al weggelopen? De VOORZITTER: Ik zou graag de goede orde willen handhaven. Het woord is aan de heer von Schmid. De heer VON SCHMID: Het hoofdpunt blijft voor mij dat er op 27 mei wel degelijk in het publiek en openbaar over alle aspecten van deze zaak gedebatteerd had kunnen worden. Er is ook over ge debatteerd, maar met veel minder kracht, omdat een gedeelte van de mensen die een bepaalde inbreng hadden er niet meer bij was. Het debat werd vleugellam, wat niet nodig was. De dingen die de heer van Os zojuist gezegd heeft had hij die avond ook kunnen zeg gen. Hij had precies hetzelfde kunnen zeggen als hij niet naar be neden was gegaan. De heer CRUL: Hoe kunt u dat toch zeggen, mijnheer von Schmid?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 737