738
8 JUNI 1971
De heer VON SCHMID: Dat kan ik zeggen!
De heer CRUL: U had töch niet de leiding van die vergadering?
De heer VON SCHMID: Ik heb toen toch ook toestemming ge
had om te zeggen wat ik wilde zeggen? Ook andere leden van de
raad hebben cue gehad. Ik weet zeher dat er, omdat de voorzitter
zelf zei dat de brief van de heren Bos en Teuben in discussie bleef,
alle gelegenheid was om ook over de persoonlijke kanten van deze
zaak te spreken. Ik blijf er op staan dat dit mogelijk was. Dat
het niet gebeurd is komt doordat degenen die de persoonlijke ver
banden zeer sterk wilden leggen niet meer in de zaal aanwezig
waren. Dat is het enige dat er van te zeggen valt en het verdere
gepraat er omheen is humbug! Men had geen enkele reden om weg
te lopen! Dat is nooit goed te praten, daar blijf ik bij.
Als men dan gaat praten over "democratisch" is dat het top
punt. Het is het toppunt dat wij een lesje krijgen in democratie,
terwijl wij zijn blijven zitten en zijn doorgegaan zoals onze plicht
was!
(Rumoer op de publieke tribune)
De VOORZITTER: De publieke tribune zal zich hiermee niet be
moeien, het woord is aan de heer von Schmid.
De heer VON SCHMID: Het is logisch dat de publieke tribune
het woord "plicht" in dit verband lachwekkend vindt. Vanavond
wordt namelijk heel duidelijk de indruk gewekt dat er heel wat
"rotten in the state of Denmark" is, dat verborgen gehouden wordt.
Dat werkt natuurlijk prachtig op mensen die een beetje spanning
willen.
Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: Dat willen wij juist opengooien!
De heer VON SCHMID: Nu kom ik aan de hoofdzaak. Steeds hoor
ik roepen: wij krijgen de kans niet. Die kans heeft men gehad op
27 mei en die kans is vanavond nog aanwezig. Als dat niet het ge
val was had ik mijn handtekening nooit onder het ordevoorstel ge
zet.
Heel duidelijk is gesteld dat er vanavond gebruik gemaakt kan
worden van artikel 17 van de gemeentewet, zodat vanavond met
toestemming van de raad alles verteld kan worden wat men op het
hart heeft. Wij willen het voorstel van orde graag aangenomen zien
om aan te tonen dat deze gang van zaken onjuist is geweest. Men
had niet weg moeten lopen en
(Rumoer op de tribune)
De VOORZITTER: Ik moet u uitdrukkelijk om rust verzoeken.
De heer VON SCHMID: ik vind dat een spel dat niet in deze
raad thuishoort. Straks kan alles dat men op het hart heeft gezegd
worden, maar ik vind het volkomen op zijn plaats dat er scherp ge
protesteerd wordt tegen de methode om uit de raad weg te lopen en