739
8 JUNI 1971
daarna een extra vergadering te vragen om dezelfde punten opnieuw
te behandelen.
De heer CRUL: Ik begrijp de heer von Schmid niet.
De VOORZITTER: Dat komt misschien straks nog, mijnheer Crul.
Nu geef ik graag de heer von Schmid het woord.
De heer VON SCHMID: Ik meen dat dit vrij duidelijk was.
Samenvattend: het is niet waar dat die avond alleen maar zake
lijke problemen behandeld konden worden, er was volop gelegen
heid ook andere problemen aan de orde te stellen. Ook vanavond
zal verder niets in de weg gelegd worden om deze zaak tot op de
bodem uit te spreken. Dat is namelijk ook de wens van de onder
tekenaars van het ordevoorstel. Deze zaak moet uitgepraat en af
gesloten worden. Die kans krijgt men vanavond wel.
Ik zou even iets willen zeggen over al die kreten, zoals hypocriet
en ondemocratisch, die ik vanavond heb gehoord. Ik ben van mening
dat deze kreten, na alles dat er gebeurd is, maar eens wat minder
gebruikt moeten worden. Het lijkt mij beter dat wij straks op zake
lijke wijze deze zaak gaan bekijken.
De heer SEVERENS: Ik geloof dat het college van de stad Breda
en wel in het bijzonder éen van zijn wethouders, de gehele raad
en de eigen fractie maandenlang betrokken zijn geweest bij een
slepende affaire, die niet alleen de gemoederen in Breda en in de
regio, maar ook in den lande stevig beroerd heeft. Dat is naar
mijn mening ook een van de redenen geweest .waarom een aantal
personen uit deze raad gemeend heeft aan u te moeten voorleg
gen dat deze zaak indringend, uitvoerig en uitputtend behandeld
zou kunnen worden in een aparte raadsvergadering. Ik behoef niet
te herhalen waarom wij menen daarop vanavond heel uitvoerig in
te moeten gaan.
Ik geloof dat het ordevoorstel van de heer van Loon de tendentie
heeft dat de meerderheid in de toekomst voor belangrijke minder
heden zal uitmaken wat ongegrond en onjuist is en daarom niet
in behandeling genomen dient te worden. Als dat de strekking van
het ordevoorstel is, geloof ik dat hier sprake is van een dictatuur
van de meerderheid. Dat betekent dat de meerderheid van deze raad
bij wezenlijke zaken zal uitmaken wat al dan niet behandeld kan
worden. Als ik het ordevoorstel aldus moet verstaan, vind ik het
absoluut te verwerpen.
De heer FROGER: Ik zou de heer van Loon willen vragen of hij
iets van het ordevoorstel zou willen wijzigen, of er iets aan toe
zou willen voegen. Ik ben het volkomen eens met de heer von
Schmid wat betreft het twaalftal leden dat de raad verlaten heeft.
Ik betreur dat. Nu wordt er echter "oog om oog, tand om tand"
gespeeld, want in de staart van het ordevoorstel staat: "Artikel 46
van de gemeentewet kan ons inziens niet de bedoeling hebben de
mogelijkheid te scheppen het bestuur van een gemeente praktisch
vrijwel onmogelijk te maken".
Ik zou het op prijs stellen als aangenomen werd dat de "twaalf"
met het vragen van een extra raadsvergadering, zoals de wet toelaat,
niet de bedoeling hebben het bestuur van een stad onmogelijk te