8 JUNI 1971
746
fractie is er bij herhaling over gesproken en, als ik de geruchten
mag geloven, is er ook binnen net college bij herhaling diepgaand
over deze kwesties van gedachten gewisseld. De behandeling in het
openbaar in deze raad, aie verantwoording is verschuldigd aan de
ingezetenen van Breda, is echter alleszins onvoldoende geweest.
Reeds in december 1970 en januari 1971 werden door de heren
America en van der Werff vragen aan het college gesteld. Deze
hebben schriftelijke beantwoording gevonden, en wel in de eerste
dagen van februari 1971.
Namens de P. A. K.-fractie -- de heer Crul -- en de fractie van
D'66 -- de heer van Os -- wordt uw college op 2 februari 1971 een
voorstel gedaan om de vragen van de heer America in de openbare
vergadering van 18 februari te behandelen. In het antwoord van
college van burgemeester en wethouders van 5 februari 1971 wordt
aan de voorstellen tot openbare behandeling, gedaan door de heren
Crul en van Os, geheel voorbijgegaan. Wel is het juist op te mer
ken dat uw college en met name u, mijnheer de voorzitter, onder
punt 3a de voorstellen overeenkomstig artikel 17 van het reglement
van orde in de vergadering van februari doet behandelen.
De notulen van deze vergadering van 18 februari 1971 hebben ons
eerst of omstreeks 6 mei 1971 bereikt. Vastgesteld kan worden dat
vele raadsleden alleen bezorgd waren over net al dan niet voort
zetten van het vormings- en volkshogeschoolwerk, enkelen wat dieper
wilden ingaan op de betrokkenheid van personen tot de gehele gang
van zaken en ook onder meer op de financiële consequenties voor
deze gemeente. Bepaald kan en mdg niet worden gesteld dat een
uitputtende behandeling van deze zaak in de februarivergadering
heeft plaatsgehad, nog minder dat van de kant van burgemeester
en wethouders vóór de februarivergadering moeite is gedaan om deze
raad zo uitgebreid mogelijk te informeren.
Het is gevaarlijk de woorden van iemand te citeren en daarmee
wellicht uit de context te halen. Ik zal toch een poging doen. Wet
houder Broeders heeft het gevoelen van velen getypeerd als hij in de
februarivergadering zegt -- bladzijde 31 van het verslag --:"Wij
hebben niet de bevoegdheid en de mogelijkheid het geheel zo te
vormen, dat wij de raad een verantwoord beeld kunnen voorzetten.
Dat is de achtergrond van die beantwoording, die mogelijk hier
of daar de indruk kan hebben gewekt dat wij om de problematiek
heenlopen, voor zover wij daarvoor verantwoordelijk zijn.
Als ik zeg dat hiermee het gevoelen van velen naar mijn inzicht
duidelijk is getypeerd, slaat dat hierop dat inderdaad het gevoelen
bestaat dat de raad geen verantwoord beeld is voorgezet en dat het
juist is dat bij een aantal leden de indruk bestaat dat om de pro
blematiek werd heengelopen.
Er wordt voorts in de februarivergadering een aantal vragen ge
steld dat ter vergadering niet afdoende wordt beantwoord. Ik zal
niet tornen aan ae besluiten met betrekking tot het memorandum,
maar in het kader van de openheid wil ik enige zaken die in relatie
staan tot dit memorandum ter tafel brengen. Het college biedt de
leden van de raad, met een brief van 15 april 1971, het "Memoran
dum van B. en W. inzake het landgoed Bouvigne/Kasteel Wolfslaar"
aan, waarbij echter duidelijk wordt aangetekend dat een bespreking
van dit memorandum op 29 april 1971 in de gecombineerde raads-
afdelingen voor openbare werken en financiën onderwerp van beraad
slaging zal uitmaken.