748
8 JUNI 1971
en moeten zeggen: er is meer aan de hand. De openheid komt niet
tot haar recht. Hier geldt niet de democratie van "de meerderheid
beslist". Democratie betekent niet minstens "de helft plus één".
Hier geldt wat in onze gezamenlijke verklaring is gezegd: "De
openheid en verantwoording naar de burgerij moet prevaleren boven
de ongeschreven raadsdisciplines. Als, zoals ik meen aangetoond te
hebben, de openbare behandeling in de raad onvoldoende is geweest;
als ik daarnaast stel dat het rapport-Laan op kardinale punten aan
vechtbaar is, komt het redactionele artikel in De Stem van zater
dag 29 mei 1971, onder verantwoordelijke eindredactie van de heer
van Herpen, in een bijzonder licht te staan.
Hij wekt de indruk dat er lieden zouden zijn geweest die de illu
sie hadden dat donderdagavond 27 mei de al vele maanden slepende
kwestie-Bouvigne eindelijk uit de wereld kon worden geholpen. Hij
meent dat de weglopers een ondemocratische show ten beste hebben
gegeven. Hij stelt: "Wie in die situatie opnieuw om uitstel vraagt
wekt de indruk dat hij koste wat kost koppen wil zien vallen achter
de collegetafel.
De schrijver zegt verder in het artikel: "Het is immers een publiek
geheim dat er onder de raadsleden die van Dun weg willen hebben
ook enkelen zijn van wie het doodgewoon bekend is dat zij graag
wethouder willen worden. De ambitie speelt in enkele gevallen heel
duidelijk mee en heeft de intieme verhoudingen binnen de raad nog
eens extra vertroebeld".
Ik zou hier niet zo op ingaan, ware het niet dat door zo'n arti
kel een image van raadslieden wordt gekweekt, die naar mijn mening
niet alleen het dagblad De Stem weinig siert, maar tevens het niveau
van een bepaalde boulevardpers eer zou kunnen aandoen.
De VOORZITTER; Mijnheer van Banning. Wilt u bepaalde mensen
er buiten laten? U kunt natuurlijk doorgaan met het citeren uit de
krant, maar ik heb er bezwaar tegen als bepaalde mensen direct op
deze wijze hierbij betrokken worden.
De heer VAN BANNING: Dat is dan zeer betreurenswaardig, want
als de raadsleden op deze manier worden geschilderd, vind ik het het
recht en de plicht van een raadslid daartegen ernstig bezwaar te ma
ken.
De veronderstelling dat een lid van de bezwaarden de heer van
Dun zou attaqueren, om daardoor zijn plaats in het college vrij te
krijgen, wordt dan ook als onbehoorlijk van de hand gewezen.
Wel heb ik mij afgevraagd wat De Stem nu precies wil. Ik citeer
hier enkele artikelen, die wel de indruk wekken de noodzaak te er
kennen van een bredere behandeling van deze zaak. Hoe moet ik
de opmerking plaatsen in het artikel "De dans der stichtingen Bou
vigne", uit de krant van zaterdag 27 februari 1971: De gemeente
raad neemt lankmoedig kennis van de feiten en gaat over tot de
orde van de dag"
Ik citeer uit het commentaar in De Stem van vrijdag 5 februari
1971: "De tekorten stapelen zich op. Men bleef hopen op hogere
subsidies voor het vormingswerk, op een gunstiger exploitatie van
de andere werkzaamheden. Het zat er niet in, men vertrouwde er
tevergeefs op. Toch bleef men de huid verkopen, maar de beer
werd nooit geschoten. Dat is ons verwijt aan Bouvigne, dat met zijn
beleid te lang op illusies heeft gebouwd. En niet te vergeten met het