752 8 JUNI 1971 vullen en ontzenuwen. Ik zal dat nü nog niet doen. Wel wil ik ook hier stellen dat ik de leden van de commissie, de heren Laan, van Amelsfoort en Kleisterlee persoonlijk jaren ken en hen alle achting toedraag. Ik heb die commissie -- met mij ook anderen -- niet verlangd. Ik meen ook te moeten stellen dat ik het met het uit gebrachte advies op grond van de aanvechtbare inhoud van het rap port oneens ben. Hierna wordt gedurende enige ogenblikken gepauzeerd. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. De heer CRUL: De informatie die wij hebben gekregen heeft bij deze zaak een zeer belangrijke rol gespeeld. Wij hebben de indruk dat de informatiezaak vanuit het college op vele punten heeft ge rammeld. Vaak moest informatie worden hersteld, gevraagde in formatie werd niet verstrekt, zoals blijkt uit de vragen van de heer van Banning en de vragen van de heer America, waarop ik direct terug zal komen. Tijdens de behandeling in de raad en in de afdeling werd steeds naarstig in dossiers gezocht -- ik zie die nu niet liggen -- en steeds bleek dat het een en ander niet te vinden was of nog moest worden nagetrokken. In verband met het telefoongesprek dat ik gisteren met u gehad heb en met de brief die wij in antwoord op onze vragen hebben gekregen zou ik iets willen opmerken. Wij hebben verzocht of de brief die door de heer America ter inzage was gevraagd, wat werd geweigerd, alsnog aan ons ter inzage zou kunnen worden ver strekt. Ook hebben wij gevraagd of het dossier-Bouvigne in totaliteit aan ons ter inzage kon worden gegeven. Gisteravond hebben wij in de democratiseringscommissie gesproken over openbaarheid. Tal van aanwezigen zeiden dat er maar weinig zaken in het bestuurlijke vlak niet openbaar behandeld zouden kun nen worden. Het doet mij dan ook vreemd aan dat ons, als leden van één stadsbestuur, door de eigen bestuursleden de inzage van ambtelijke stukken kan worden ontzegd. Ik zou graag van het col lege horen naar aanleiding van welk voorschrift of reglement het geven van informatie aan de eigen bestuursleden kan worden ge weigerd. De argumenten in uw antwoord zijn aanvechtbaar. U stelt dat de openbaarheid van ambtelijke documenten in discussie is. Ik geloof niet dat het ons daarom gaat. Wij, 39 mensen, zijn bestuursleden van deze stad en ik meende dat het in die situatie niet zou kunnen voor komen dat enkele bestuursleden, te weten het college, de inzage van documenten aan de overige bestuursleden weigeren. Ook de motivering dat de neer Broeders van de heer Jacobs een brief zou hebben gekregen lijkt ons niet juist. Als er op dit stad huis een brief binnenkomt is die naar mijn mening gericht aan het bestuur van deze stad. Al dit soort zaken betreffende de informatie gaven ons te denken. Wat moesten wij met dit soort behandeling? Had die informatie nog enige waarde? Wij vonden het vanuit onze verantwoordelijkheid als raadslid noodzakelijk zelf op informatie uit te gaan. Kort voor de vergadering van 27 mei ontvingen wij van het minis terie van C.R. M. op ons verzoek een afschrift van een brief van 3 februari 1970 van dat ministerie aan de stichting-Bouvigne, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 752