757 8 JUNI 1971 passage: "dat hij niet geattendeerd heeft op de onjuistheid in het raadsvoorstel moet worden toegeschreven hoe ongeloofwaardig dit ook moge klinken -- aan het feit dat hij zo intensief met de voorbereiding is bezig geweest en verheugd was dat een en ander uiteindelijk in een raadsvoorstel was neergelegd, dat hij de be treffende raadsstukken nauwelijks heeft bekeken. Eerst enige tijd geleden is hij opmerkzaam gemaakt op de betreffende passage in de toelichting". De heer van Banning heeft al op dit punt geat tendeerd. Vooral gezien de overige verstrekte onjuiste informatie zijn wij niet bereid deze uitleg van een financieel vooral voor de gemeente zo belangrijk punt van wethouder van Dun te accepteren. Afgezien van de vraag of de door wethouder van Dun verstrekte informatie juist of onjuist is achten wij het uit een oogpunt van een eerlijk en integer bestuur niet te aanvaarden dat de heer van Dun als raadslid geen enkele informatie over dit voorstel aan de raad en het college heeft verstrekt, zowel op het punt van de subsidie als over de financiële situatie van de stichting Bouvigne. Wij mevrouw Willems, de heer Mensen en mejuffrouw Paulus- sen -- zijn principieel van mening dat een raadslid, dat uit hoofde van een particuliere functie de beschikking heeft over informatie die voor een raadsvoorstel van belang is of in de toekomst van be lang kan zijn, verplicht is inlichtingen aan de raad en het college te verstrekken. Als hij dat niet doet handelt hij naar onze mening in strijd met de opvattingen, nodig voor een eerlijk en integer be stuur. Als ook maar op enigerlei wijze van dit standpunt afgeweken wordt is naar onze mening de weg vrij voor het handel drijven met het raadslidmaatschap. Terug naar de feiten in 1970. Op 3 februari is de brief van het ministerie over het niet-toekennen van subsidie ontvangen. Daarna vonden op 3 april de onderhandelingen plaats, zoals de heer van Banning reeds uitvoerig geschetst heeft, over een extra voorziening van 45.000,Tijdens dit overleg komt opnieuw het subsidie aan de orde. Raadslid van Dun, directeur van Bouvigne, heeft op dat moment opnieuw geen informatie verstrekt over het niet-verlenen van subsidie. Hij heeft op dat punt geen enkele informatie verstrekt. Op die dag heeft hij, in zijn dubbelröl, op een naar onze mening niet te aanvaarden wijze, meegewerkt aan een transactie waaraan rote risico's voor de besteding van gemeenschapsgelden waren ver- onden. Tot slot het een en ander over de wethoudersbenoeming van eind 1970. De heer van Dun wist bij zijn benoeming tot wethouder hoe slecht de situatie van de stichting Bouvigne was. Het is hoogst kwalijk dat een kandidaat voor het dagelijks bestuur van deze raad geen informatie over de situatie van Bouvigne heeft verstrekt aan de overige leden van de raad, voordat hij gekozen werd. Volgens pu blicaties in De Stem -- 17 april -- en in de Volkskrant -- 5 juni -- heeft de heer van Dun wél de voorzitter van de K. V. P.-fractie, de heer van Loon, over de situatie rond Wolfslaar geinformeerd. Voor zover mij bekend is werd deze informatie niet aan de andere fracties verstrekt tijdens het lijsttrekkersberaad. Ik verzoek de heer van Loon te willen mededelen welke inlichtingen hij eind augustus 1970 van de heer van Dun heeft gekregen. Voor de raad, maar ook voor mij persoonlijk -- ik heb namelijk op de heer van Dun ge stemd -- acht ik het antwoord van de heer van Loon van groot belang.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 757