761
8 JUNI 1971
overblijven.
Belangrijk is de interpretatie van de feiten. De heer Crul heeft
gesproken over de vraag die de heer van Os gesteld had en hij is
zo vriendelijk geweest die mij te tonen. Mij is gebleken dat de
wethouder stelt dat er met het ministerie een strijdvraag was over
"wat is een dependance?" Over sommige begrippen was men dus
in discussie. Naar aanleiding daarvan kon men nooit van te voren
voorspellen dat het met Wolfslaar wel helemaal mis móest gaan.
Nu deze zaak zo scherp wordt toegespitst op de persoon van de
wethouder gaat het om het leveren van bewijs dat volgens mij
nooit geleverd kan worden -- voor de stelling: de wethouder heeft
het nooit zo kunnen zien als hij het ons verteld heeft. Na alles wat
ik gehoord heb acht ik het best mogelijk -- ik ga daarvan uit, om
dat de wethouder dat verklaart en ik niet bereid ben op voorhand
aan te nemen dat dit niet het geval is dat hij, met zijn instel
ling voor het werk dat hij te doen had, gemeend heeft dat er nog
wel een oplossing zou komen. Men kan stellen dat dit te optimis
tisch was, te lichtvaardig of iets dergelijks, maar dat is iets anders
dan te zeggen dat hij de zaak bewust "vernacheld" heeft.
De heer CRUL: Vanaf 1965, mijnheer von Schmid!
De heer VON SCHMID: Uit het rapport van de K. V. P. -commissie
blijkt dat er door de heer van Dun bij zijn bestuur steeds op ge
wezen is dat er veranderingen moesten komen, omdat bepaalde
dingen niet goed waren. Volgens het materiaal dat de heer Crul
helaas niet heeft gelezen heeft hij voortdurend aan de bel getrokken.
Dat staat vast!
Hij heeft vanaf 1965 met die problematiek te maken gehad. Al
eens eerder is opgemerkt dat hij uiterst jong was toen hij ermee
begon. Hij heeft daar een uitermate ingewikkelde situatie aange
troffen, waarmee hij heeft moeten werken. Hij heeft gewaarschuwd
en het bestuur is daar kennelijk niet op ingegaan. Op zijn minst
liggen hier gedeelde verantwoordelijkheden! De besturen zijn mede
verantwoordelijk voor hetgeen hun directeur daar deed.
Voorts is er de relatie met het gemeentebestuur. Ik vind die
eerlijk gezegd ook uitermate moeilijk. Anderzijds moet vastgesteld
worden dat, wie dan ook de beroemde fout in het stuk inzake de
verhuur van Wolfslaar gemaakt heeft en hoe die fout ook in het
stuk gekomen is,
De heer VAN BANNING: Ik zou de heer von Schmid hierover
kunnen inlichten.
De VOORZITTER: Liever straks, mijnheer van Banning.
De heer VON SCHMID: ook het college verantwoordelijk is.
Het was misschien beter geweest als de heer van Banning dat
direct zei.
Dat stuk, dat in de raad is behandeld, is een zaak van het col
lege. De verhouding tussen de gemeente en de stichtingen Bouvigne
is niet een zaak van één wethouder. Ook toen de vorige wethouder
van openbare werken er nog was, was het college erbij betrokken
en ik vind het na alle feiten die ik gehoord heb nog uitermate
moeilijk nauwkeurig te bepalen waar de heer van Dun duidelijk