762 8 JUNI 1971 gefaald heeft, bewust een leugen gebruikt heeft of bewust foutieve voorlichting verstrekte. Tot op dit moment kan ik dat niet. Hoog stens kan men zeggen: nou, dat is ook wat! Wij kunnen het er alle maal over eens zijn dat er dingen gebeurd zijn die in een bedrijf al eerder tot moeilijkheden zouden hebben geleid. Dat vormingswerk heeft een heel specifieke taak. Het is de vraag of het niet beter was geweest een managing-director aan te stellen en iemand die zich helemaal zou kunnen toespitsen op dat vormingswerk, zodat niet alle functies in één persoon verenigd moesten worden. Ik geloof dat daar wel eens over gedacht is. Al deze vragen kunnen wij vanavond echt niet zonder meer beantwoorden. Wat mij betreft is deze vergadering er precies zo één als de vorige, maar dan met een voltalliger raad. Ook na afloop van deze vergadering zal ik geen ander standpunt kunnen innemen dan aan het eind van de vorige, namelijk dat ik niet over voldoende gegevens beschik om een oordeel te kunnen uitspreken, laat staan een veroordeling. Het afscheidsfeestje is enkele malen aan de orde gesteld, even als de woorden die de heer van Dun naar aanleiding daarvan ge sproken heeft. Als men dat zo hoort zegt men-, jonge, jonge, wat een toestanden in Breda. Als men echter elk woord dat in het leven eens gesproken is hier in de raad ter sprake gaat brengen blijven wij ook nergens. Ik vind het niet prettig dat men particuliere ge sprekken in de discussie betrekt, die waarschijnlijk door deheer van Dun en zijn gesprekspartners gesproken zijn in de tijd dat alles nog koek en ei was. Ik zou het liefst willen dat die verklaringen niet in het debat werden betrokken. Zij hebben geen bewijskracht, hoogstens kan men zeggen dat de heer van Dun zich met een wat verkeerd gebruikte humor uit een zekere situatie heeft willen red den. De heer AMERICA: Deze mededeling is officieel in de K. V. P.- fractie gedaan als motivering, toen daarom gevraagd werd. De heer VON SCHMID; Dit is een belangrijke zaak, die van alle kanten bekeken moet worden. Tot nu toe is tegenmateriaal aange dragen. Ik wil niet verdoezelen dat er ongewenste dingen zijn ge beurd. Het college had al in een eerder stadium inlichtingen moeten verstrekken. Het is fout dat dit niet gebeurd is. Die commissie had ook niet alleen van de K. V. P. moeten zijn. Wat dat betreft ben ik het eens met hetgeen de heer Crul heeft gezegd. Het gaat van avond echter over de persoon van wethouder van Dun. Het is naar als men erbij zit en alles maar over zich heen moet laten gaan. Ik geloof daarom dat vanavond ook sterk de nadruk moet worden gelegd op de andere zijde van de medaille. Gesproken is over een "schemertoestand", waarin de wethouder gehandeld zou hebben. Dat is een veronderstelling waarover van avond moeilijk te oordelen valt. Met dit soort kwalificaties weet ik op dit moment echt geen raad. Het zou voor de stad beter ge weest zijn als het college zelf het initiatief zou hebben genomen de fractievoorzitters bijeen te roepen, dit niet om alles weg te wer ken, maar om ervoor te waarschuwen dat dit een ernstige zaak voor de stad zou worden, waaraan men gezamenlijk iets zou moeten doen. Dat is een verwijt aan het college.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 762