763 8 JUNI 1971 Als er schuld is, is het niet alleen de schuld van de heer van Dun, dat staat voor mij vast. Nagegaan zou kunnen worden welke schuld zijn medewerkers mede hebben. Zij brengen nu bepaalde beschuldigingen in, maar zijn ook op de hoogte geweest van de feiten toen zij nog aan de gang waren. Het woord "feiten" is van belang. Er is gesproken alsof er straf bare feiten zouden zijn. Ik beluisterde dat vooral in de woorden van de heer van Overveldt. Het rapport van de K. V. P.-commissie is in dezen belangrijk. Wat er ook is gebeurd, van strafbare feiten is totaal geen sprake! De heer VAN OVERVELDT: Ik heb niet gesproken over strafbare feiten, ik heb alleen maar een artikel uit Oelaat geciteerd. De heer VON SCHMID: Dat wekt een bepaalde indruk en daar ga ik even tegenin. Wat is de relatie tussen het wethouderschap van de heer van Dun en wat er daarvoor is gebeurd? Op een gegeven moment kan men het vertrouwen in een wethouder opzeggen, omdat hij strafbare feiten gepleegd heeft of omdat hij als wethouder niet geschikt is. Tot nu toe is Dij de debatten die er over de portefeuille van de heer van Dun tingen nooit wantrouwen uitgesproken in zijn beleid. Het beleid dat ij in de gemeente gevoerd heeft staat dus niet ter discussie. De enige relatie is dat hij niet geschikt zou zijn voor wethouder omdat hij bepaalde onvoorzichtigheden begaan zou hebben. Ik zie dat ver band niet. Al zou hij --en niet alleen hij -- bepaalde dingen niet juist hebben gedaan, dan zie ik nog niet in waarom hij dan ook als wethouder zou moeten weggaan. Integriteit is een heel zwaar beladen woord. Ik wil wel uitspreken dat ik er op dit moment geen behoefte aan heb de integriteit van de heer van Dun te betwijfelen. De heer SEVERENS: De gehele Bouvigne-affaire is een gecom pliceerde aangelegenheid waarin een groot aantal zaken een rol Speelt, zoals: a. het komen te vervallen van het vormingswerk in West-Brabant, b. een schuld van meer dan 900.000, c. onvoorbereid ontslag van 35 personeelsleden, d. het échec van Bouvigne stelt de gemeente Breda voor grote finan ciële moeilijkheden, e. veelvuldige publicaties over de Bouvigne-affaire brengen het col lege en de raad van Breda in opspraak, f. het college en de raad van Breda worden thans geconfronteerd met de gevolgen van handelingen door de huidige wethouder van Dun verricht in zijn vroegere functie van directeur van Bouvigne en raadslid. Het is ondoenlijk op alles in te gaan. Ik zal mij daarom beperken tot het behandelen van Wolfslaar. De affaire Wolfslaar vertoont in haar aspecten overigens duidelijk een afspiegeling van de totale pro blematiek van Bouvigne. Van groot belang in de gehele zaak is de positie en de rol van de huidige wethouder van Dun als oud-directeur van Bouvigne en als raadslid. Ten aanzien van Wolfslaar is deze duidelijk. Uit een brief d. d. 15 augustus 1968 aan de gemeente blijkt dat de heer van Dun namens de stichting Bouvigne gemachtigd wordt alle onderhandelingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 763