767
8 JUNI 1971
Pius X-stichting een paar honderdduizend gulden wilde offeren als
daarmee de Bouvigne-stichting en het vormingswerk gered had kun
nen worden. Daar komt nog bij dat het goed is in deze raad te ver
melden dat de gehele West-Brabantse samenleving aan de vereniging
van de catechisten veel waardering en erkentelijkheid verschuldigd
is, op de eerste plaats wel voor de moed en de durf welke deze
vereniging in de crisisperiode van de dertiger jaren heeft opgebracht
met het op tal van terreinen in deze streek verrichten van pionierswerk.
Zonder één cent overheidshulp zijn de catechisten in de dertiger jaren
met het gezinszorgwerk, het vormingswerk voor de werkende jeugd
en het buurt- en clubhuiswerk gestart. Hun werkzaamheden in sociaal
economische zwakke wijken en buurten in ons gewest het zoge
naamde wijkwerk -- stonden in die tijd model voor de aanpak in
andere steden van ons land. Ook streefden zij ernaar het werk, naar
mate het zich verzelfstandigde, aan leken over te dragen. Met het
gezinszorgwerk, het wijk- buurt- en clubhuiswerk en de opleidings
school voor sociale en culturele werkers, de sociale academie
"Markendaal" is dit ook gebeurd. Insiders weten dat de catechisten
ook de bedoeling hadden het door hen gestichte werk op Bouvigne
over te dragen. In het sociaal-culturele emancipatieproces in West
Brabant hebben de catechisten tientallen jaren voortreffelijk pioniers
werk geleverd. Hierbij hebben zij zich grote persoonlijke en finan
ciële offers getroost. Daarom wil ik de verdachtmakingen, ook van de
heer van Dun, als zouden de catechisten ten aanzien van de Bouvigne-
stichting onredelijke financiële eisen gesteld hebben, als schandelijke
aantijgingen van de hand wijzen.
De heer CRUL: Ik heb een opmerking gemaakt aan het adres van
de heer van Loon. Ik wil hem even op de hoogte stellen, want hij
was toen niet aanwezig.
De heer VAN LOON: Dat antwoord heeft de heer Severens al ge
geven.
De heer GIELEN: Tot eind vorig jaar was hetgeen zich als Bouvigne-
en Wolfslaar-affaire afspeelde mij totaal onbekend. Toen verschenen
er bepaalde publicaties in verschillende dagbladen en werden er hier
in de raad vragen gesteld. Ik vond het, met het verstrijken van de
tijd, als raadslid wenselijk mij nader te laten informeren over de
problematiek met betrekking tot bovengenoemde affaire. Ik geloof
dat ieder raadslid op informaties uit moet gaan als hij over een be
paald onderwerp zoveel verneemt. Informaties kreeg ik van verschil
lende kanten.. Voor mij werd het duidelijk dat er openheid moest
komen ten aanzien van de betrokken persoon en de gehele affaire
Bouvigne-Wolfslaar, voor de gehele Bredase bevolking.
Via de K. V. P.-fractie werd een commissie ingesteld van drie
personen, die bereid waren het onderzoek in te stellen. Persoonlijk
was ik daar erg gelukkig mee. Ik stuurde niet de vragende vinger
in dezen, maar ik stond wel volledig achter de vraagstelling van
mijn vier fractiegenoten, de heren America, Severens, van Banning
en van Overveldt. Het zou te ver voeren om de vragen te herhalen,
Voorgaande sprekers hebben die reeds aangehaald.
In alle eerlijkheid en oprechtheid had ik verwacht dat de com
missie met een rapport zou komen waarin de belangrijkste zaken
onderzocht zouden zijn. Helaas werden bestuursleden en medewerkers