770
8 JUNI 1971
gewekt niet gestaafd wordt.
Ik weet dat de commissie niet alles heeft kunnen onderzoeken,
dat was onmogelijk. Anderen hebben reeds vastgesteld dat de com
missie tot op zekere hoogte zeer selectief tewerk gegaan is ten aan
zien van de plaats waarop al dan niet informatie is ingewonnen of
geverifieerd. U weet, de belangrijkste personen zijn niet geraad
pleegd, namelijk het oude en het nieuwe bestuur, de kaderleden
van Bouvigne en de catechistengemeenschap.
Maar dan nog, het materiaal waarover de commissie wél kon
beschikken is blijkbaar niet gebruikt, want er zijn dermate ernstige
beschuldigingen op papier gezet dat ik mij niet kan voorstellen dat
de geachte commissieleden die toelaatbaar achten in onze samen
leving.
Een voorbeeld is de afscheidsreceptie. De heer von Schmid zal
zich kunnen voorstellen dat ik, wanneer de heer van Dun in een
fractievergadering zegt dat dit gebeurd is om de crediteuren niet te
verontrusten, de conclusie moet trekken dat hier sprake is van het
wekken van valse schijn. Dit is het voor de gek houden van credi
teuren.
De heer van Dun verstrekt op pagina 6 van zijn verweerschrift
een financieel overzicht van de Bouvignestichtingen aan de com
missie. Hij stelt: de schulden bedragen 800.000,--, maar aan
bezittingen is beschikbaar 1.191.000,--". Ik begrijp niet hoe de
heer van Dun in mei 1971 nog een dergelijke voorstelling van zaken
durft te geven. Worden hier dan geen onjuiste inlichtingen verstrekt?
Wordt hier geen valse schijn gewekt? De commissie zegt van niet.
Hoe durft zij dit echter te stellen, als zij zelf ons de financiële
stukken van de accountantsdienst van het ministerie van C.R. M.
geeft, waarin staat dat de schulden bij elkaar 1,5 miljoen be
dragen, dus 700.000, 7- meer!
Dit verhaal wordt mijns inziens zonder meer onbehoorlijk als
de heer van Dun op dezelfde pagina 6 van zijn verweerschrift stelt;
"er moet niet gesuggereerd worden dat er voor de crediteuren geen
verhaal is".
Wie zegt zoiets? Niemand minder dan mr. Jacobs, de nieuwe
voorzitter van de stichting Bouvigne. In één van de brieven aan de
crediteuren schrijft hij namelijk: "Faillissement is zinloos, omdat
er voor de crediteuren geen verhaal is". Verschaft de heer Jacobs
de crediteuren onjuiste voorlichting? Het zou bijzonder kwalijk
zijn als deze man, die zegt juist voor de crediteuren te werken,
onwaarheid zou spreken met betrekking tot een zo belangrijk punt.
Of geeft de heer van Dun valse voorlichting? De commissie-Laan
zegt dat de heer van Dun geen valse voorlichting geeft, maar ik
moet wel tot die conclusie komen. De keiharde cijfers van de
accountantsdienst van C. R. M. tonen een en ander namelijk kei
hard aan.
Op pagina 5 van het rapport-Laan staat: "De heer van Dun stelt
dat hij de financiële situatie zakelijk marginaal verantwoord vond".
De commissie zegt te kunnen instemmen met deze karakteristiek
van de situatie. Hoe kan een commissie met een financieel expert
van topniveau in haar midden dergelijke nonsens onderschrijven,
als diezelfde commissie ons een schrijven ter hand stelt van de hoofd
afdeling accountancy van het ministerie van C.. R. M.waarin als con
clusie staat: "Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat
verdergaande exploitatie van Bouvigne als vormingscentrum alleen