775 8 JUNI 1971 uit het ordevoorstel van de heer van Loon is vervallen. Ik ben name lijk van mening dat het positieve besturen nadelig beihvloed wordt door deze gang van zaken. De heer VAN DER WERFF: Onze fractie had of heeft geen enkele behoefte aan een derde of vierde instantie in het debat van vorige week, tenzij er zeer gewichtige nieuwe informatie ter tafel gebracht zou zijn. Wij hebben op dit punt naar mijn gevoel niets, althans veel te weinig, ontvangen, dit speciaal van de heer Crul, die de vorige keer stelde wel over nieuws te beschikken, maar de stukken eerst ter bestudering voor zichzelf te willen houden, teneinde niet tot lichtvaardig oordelen te geraken. Uit het feit dat de heer Crul teen stukken publiek gemaakt heeft rest mij slechts één gevolgtrek- ing. Na bestudering zijnerzijds bleken die onvoldoende belastend. Zeggen is niet genoeg. Er zijn bewijzen nodig en die bewijzen zijn niet geleverd. De heer AMERICA: Zij zijn wel voorgelezen! De heer VAN DER WERFF: Ik zou dan ook namens mijn fractie het college willen uitnodigen op een groot aantal vragen en opmer kingen die door diverse sprekers gesteld en gemaakt zijn niet in te gaan. Het heeft onzes inziens geen enkele zin uwerzijds datgene te herhalen dat u vorige week betoogd heeft en door de toen aanwezige raadsleden als beantwoording aanvaardbaar geacht is. Mijn fractie voelt niet voor herhaling. Ik zal onze inbreng van de raadsvergaderingen van 18 februari en 27 mei dan ook niet opnieuw gaan oplepelen. De heer von Schmid heeft een zeer duidelijk lesje in geschied schrijving en bronnenevaluatie gegeven. Ik wil mij graag achter zijn zeer vakkundige analyse scharen, enerzijds ten aanzien van het vast stellen van vaststaande feiten en ten aanzien van interpreteren van brieven, uitspraken en interviews anderzijds. Dat blijkt bijzonder moeilijk te zijn. Er zijn drie versies van het uitbreken van de Ameri kaanse onafhankelijkheidsoorlog en niemand van de bevoegde historici weet nog welke versie de werkelijkheid weergeeft. Wel moet mij een opmerking van het hart naar aanleiding van de "Crulliaanse" filosofie ten aanzien van het uitoefenen van het raads lidmaatschap. Als een raadslid arts of notaris is, docent of winkelier en deze persoon beschikt als zodanig, dus vanwege zijn maatschappe lijke functie of activiteit, over gegevens omtrent anderen, instanties of personen, zou zij of hij dat aan de mederaadsleden moeten mede delen volgens de heer Crul en zijn aanhang. Dat kan grappig worden! Onderwijzers en leraren weten bijv. vaak veel over het huiselijk leven van de ouders van hun leerlingen. Notarissen en winkeliers zijn op de hoogte van allerlei menselijke en financiële details. Artsen zijn op de hoogte van kwalen. Ik zou de heer Crul en zijn fractiegenoten willen aanraden met dit soort uitspraken de uiterste in gemeenschaps zaken vereiste prudentie te betrachten en nog eens goed na te gaan wat eigenlijk door hem gedebiteerd is. Ik wil graag een pleidooi houden voor openbaarheid van overheids documenten. Ik heb dat al eens gedaan. Ik ben echter niet bereid mee te werken aan een gedwongen openbaarheid van dossiers, die niet onder de overheid berusten. Evenmin ben ik bereid dit college en deze gemeenteraad te belasten met zaken buiten hun competentie. Dat klinkt misschien wat formalistisch, maar ik wil er met nadruk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 775