776
8 JUNI 1971
op wijzen dat de gemeenteraad van Breda deze avond over tal van
oneigenlijke zaken en personen zijn "licht" heeft laten schijnen. De
vreemdste spookbeelden werden overigens uiterst kortstondig aan het
duister onttrokken, maar de schijnwerpers misten focus en richting èn,
wat veel erger is, zeker de objectieve neutraal-witte kleur.
De heer BKDOIMANS: Ik wil mij graag aansluiten bij de vragen
die door velen van mijn collega's zijn gesteld. Ik wil heel in het
kort op een voor mij belangrijn onderdeel van deze zaak ingaan,
namelijk het raadsvoorstel van januari 1969. Het college van burge
meester en wethouders stelde aan de raad voor -- het voorstel is van
8 januari 1969, bijlage 40 een krediet beschikbaar te stellen voor
het geschikt maken van Wolfslaar tot volkshogeschool. In de bijbe
horende toelichting lezen wij op pagina 1, derde alinea, "Wij menen
echter, gelet op het feit dat reeds voordien toestemming werd bereikt
over een huurprijs van 2715, -- per maand, op welk bedrag het stich
tingsbestuur met het betreffende ministerie akkoord bereikte als basis
voor subsidiëring van het volkshogeschoolwerk en mede gezien het
belang van een blijvende vestiging van deze activiteiten in Breda,
u te kunnen voorstellen deze huurprijs te accepteren". Verschillende
van mijn collega's hebben het hierover reeds gehad.
In deze passage staat een pertinente onwaarheid. Als wethouder
Broeders in de vergadering van de gemeenteraad van 27 mei jl. mede
deelt dat het college niet weet hoe deze passage in het voornoemde
stuk terecht gekomen is vind ik dat zonder meer vreemd. Aan de
totstandkoming van dit besluit heb ook ik indertijd meegewerkt. Mede
omdat dit besluit consequenties heeft voor de stad Breda, betreur ik
thans dat ik deze medewerking heb verleend. Ik vind het verder on
begrijpelijk dat de heer van Dun toenmaals de raad niet heeft ge
wezen op voornoemde onjuistheid en de raad toen niet geattendeerd
heeft op de minder goede gang van zaken bij Bouvigne. Hij doet dit
wel tijdens een koffie-uurtje met het personeel op Bouvigne op 2 januari
1969. Hij vertelt dan ook dat aan diverse personeelsleden ontslag is
aangezegd. Slechts enkele dagen daarop ontvangt hij meergenoemd
raadsvoorstel en hij zwijgt. Ook tijdens de raadsvergadering van 16 ja
nuari 1969 zwijgt hij en nu zegt hij dat hij de bewuste passage niet
heeft opgemerkt.
Ik mag van mijzelf getuigen dat ik een groot geloof heb, maar
zoveel geloof om de heer van Dun hierin te kunnen geloven, kan ik
niet opbrengen.
De heer VAN OS: Breda heeft zo zijn problemen. Er zijn proble
men van algemeen gemeentelijke aard, zoals de woningbouw, de
onderwijsvoorzieningen, de behoefte aan democratisering en de finan
ciën.
De heer KROON-, U komt er niet meer aan toe om over de vragen
te spreken, mijnheer!
De heer VAN OS-, Mag ik even uitpraten? Dank u wel.
Er bestaan specifieke Bredase problemen, zoals bijv. de plaats in de
geweststructuur, de samenwerking met randgemeenten, de deelname aan
net industrieschap Moerdijk, de gapende wonden in het stadsbeeld, de
weggegooide civic-centre-plannen, een naar het schijnt volkomen lek
Turfschip en Bouvigne.