778 8 JUNI 1971 van deze politiek en zullen blijven streven naar een zo groot moge lijke openheid en openbaarheid, om het contact met de burgers van deze stad niet verder te verliezen. Door dit alles heen speelt de figuur van wethouder van Dun, oud directeur van Bouvigne. Na zijn verkiezing tot wethouder en een on bezorgde afscheidsreceptie als directeur, bleek het resultaat van zijn met veel ijver en uiterlijk vertoon verrichte werkzaamheden een grote schuld en een totale ineenstorting van Bouvigne te zijn. De oorzaak daarvan moet gezocht worden in een ondoelmatig beheer van gemeen schapsgelden, het de nadruk leggen op niet gesubsidieerde activiteiten, een slechte relatie met de Federatie van vormingscentra en C. R. M. en onvoldoende open en eerlijk contact met zijn medewerkers. Kort om, een fantasierijk, maar onverstandig beleid. De heer von Schmid heeft zoeven naar feiten gevraagd. Ik kan hem aan een persoonlijke ervaring helpen, want het vorige jaar heb ik het genoegen gesmaakt op Wolfslaar een cursus te ondergaan. Vorig jaar begin september is er een meerdaagse cursus voor nieuw benoemde D'66 raadsleden uit het gehele land verzorgd door Bouvigne. De heer VON SCHMID: Heeft u daar dat weglopen geleerd? De heer VAN OS: Ha, ha. De cursisten komen op grond van de verstrekte gegevens naar Bouvigne, maar de cursus blijkt op Wolfslaar gegeven te worden. Door het niet-aanwezig zijn van enkele cursisten moet na enkele uren wachten worden medegedeeld dat de cursus vanwege een te ge ring aantal deelnemers niet door kan gaan, omdat C. R. M. een be paald minimum aan deelnemers eist voor subsidieverlening. Enkele weken later wordt de cursus opnieuw gestart met een voldoende aan tal deelnemers. Op geen enkele wijze bleek uit onze stukken dat de cursus op Wolfslaar gegeven zou worden, kennelijk om C.R. M. om de tuin te leiden. Wolfslaar was geen dependance van Bouvigne. Er is ook nooit sprake van geweest. Wolfslaar is nooit aangemeld als een uitbreiding van Bouvigne. Elke uitbreiding van capaciteit met een aantal bedden moet bij C. R. M. worden gemeld. Voor wethouder van Dun blijken openheid en openbaarheid alleen maar modewoorden te zijn. Dat heeft men nu in voldoende mate kunnen constateren. Wij achten het daarom ongewenst een zo be langrijke taak als die van wethouder van openbare werken aan hem toe te vertrouwen. Zijn vroegere medewerkers zouden dat ook niet begrijpen. Hun plotselinge werkeloosheid heeft hen op akelige wijze een inzicht gegeven in de ware capaciteiten van hun directeur. Bij de ineenstorting hebben directeur en bestuur praktisch op geen enkele wijze gezorgd voor de afwikkeling met betrekking tot het personeel. De wachtgeldregelingen en het onderhoud met de vakbonden moesten door Federatie en C.R. M. in orde worden gemaakt. Voorlopig kun nen wij dan ook tot geen andere conclusie komen dan die dat de heer van Dun ongeschikt is voor de functie van wethouder en het vertrouwen van de raad niet waard is. Er kunnen echter nog wonderen gebeuren. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Hoewel ik niet van plan was het woord te voeren voel ik mij verplicht op de opmerkingen van me vrouw Stockmann in te gaan. Ik wil daaraan enkele vragen aan het college toevoegen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 778