781
8 JUNI 1971
heeft moeten werken. Mogelijk zijn er beleidsfouten gemaakt. De
heer von Schmid en de heer van Caulil hebben zoëven al heel juist
gesteld dat er hier nergens sprake is van enig strafbaar feit, of wat
aan ook meer.
Ik moet even ingaan op hetgeen de heer America gezegd heeft.
Inderdaad was ik blij met het rapport van de K. V. P. en wel omdat
deze actie in eerste instantie begonnen is door een lid van die K. V. P. -
fractie. Die fractie was verantwoordelijk voor het naar voren brengen
van de heer van Dun als wethouder. De andere fracties zijn daarin
meegegaan. Ik was blij dat van dat rapport de conclusie was dat de
heer van Dun geen blaam treft. Ik geloof overigens dat de heren
zich op voorhand hadden neergelegd bij de uitspraak van het rap
port, maar dat lijkt mij een interne aangelegenheid van de K. V. P.
waarmee ik niets te maken heb.
De heer AMERICA: Dus u gelooft mijn verklaringen niet, mijn
heer Kroon?
De heer KROON: Ik moet u wel zeggen dat het op dit moment
verdraaid moeilijk is te bepalen wat men wel en wat men niet
moet geloven. Ik geloof in ieder geval dat er geen enkel straf
baar feit naar voren gekomen is. Dat er beleidsfouten zijn gemaakt,
akkoord! Ik heb echter geen enkele twijfel aan de integriteit van de
heer van Dun als wethouder. In zijn functie van wethouder heeft hij
duidelijk getoond een goed portefeuillebeheerder te zijn.
Ik betreur dat deze zaak in een drietal vergaderingen behandeld
moest worden en dat er zo breedvoerig over gepraat moet worden.
Ik wil nogmaals stellen dat deze zaken verlammend werken op het
normale besturen. Er zijn nota bene nog agendapunten af te hande
len van drie vergaderingen geleden!Er zijn ook nog andere dingen
aan de orde en ik geloof dat wij daaraan onze aandacht verder
moeten besteden.
Mejuffrouw PAULUSSEN: Ik heb drie korte opmerkingen te maken.
Ik ga niet op de stoel van de rechter zitten. Wij stellen indringende
vragen aan een lid van het dagelijks bestuur, die ik mede-gekozen
heb. Ik keur principieel een aantal zaken af dat duidelijk te ma
ken heeft met zijn raadslidmaatschap. Op dit moment stel ik mij
zelf als raadslid de gewetensvraag of hij mijn vertrouwen nog langer
kan hebben.
Ik heb geen behoefte aan vaderlijke vermaningen omtrent het er
op nahouden van een filosofie die toevallig niet de Werffiaanse filo
sofie is. Opmerkingen van een aantal raadsleden -- de heren von
Schmid, van der Werff, Froger, Kroon en van Caulil -- bevestigen
de gedachte die wij in het begin van onze verklaring ontwikkeld
hebben over de echte democratie.
De heer VON SCHMID: U moet snel een cursus over de rechtstaat
gaan volgen!
Hierna wordt gedurende enige ogenblikken gepauzeerd.
Het voorzitterschap wordt overgenomen door de heer H. BROEDERS.