782 8 JUNI 1971 De VOORZITTER: De vergadering wordt heropend. Ik wil beginnen met te verklaren waarom ik hier op de voorzitters- stoel zit. Toen wij beneden kwamen kwam het bericht dat een der kinderen van de burgemeester een ongelukje heeft gehad. De dokter belde daarover op. Wij hebben gemeend dat dit voorging en dat hij in elk geval naar huis moest om daarover contact te houden. U zult begrijpen dat het voor mij moeilijk is voor hem in te vallen. Ik hoop dat de burgemeester snel nog terugkomt. Wij gaan gewoon verder met de vergadering. De heer VAN DUN: U zal zich kunnen voorstellen dat het mij, gezien de situatie die in deze raadsvergadering is ontstaan, moeilijk valt concreet in te gaan op hetgeen vanavond naar voren is gebracht, althans voor zover het mijn positie in het college betreft. Ik heb er dan ook geen behoefte aan gedetailleerd in te gaan op alles dat naar voren komt. In een paar regels wil ik de raad enige hartekreten laten horen die tijdens het luisteren naar hetgeen gezegd werd naar boven kwamen. Gezegd is dat van Dun fouten gemaakt heeft in zijn Bouvigne- beleid. Ik heb de arrogantie op te merken dat het wat wonderlijk is dat iemand die wethouder of raadslid is ter verantwoording ge roepen wordt voor zaken die hij buiten en vóór dat raadslidmaat- of wethouderschap heeft gedaan. Anderzijds kan ik mij voorstellen dat een aantal leden van de raad er behoefte aan had die zaken in faits et 'gestes naar voren te brengen. Ik wil vooropstellen dat ik geenszins de pretentie heb hier te zeggen dat ik in mijn Bouvigne- beleid geen fouten gemaakt heb. Zo arrogant ben ik niet, die fouten wil ik toegeven, die fouten zijn er zeer nadrukkelijk. Bovendien verkeer ik in de moeilijke positie dat de raadsleden, die het woord gevoerd hebben en met name nogal wat moeilijk heden hebben met de aanwezigheid van de figuur van Dun achter deze tafel, van Dun hebben afgeschilderd als iemand die nogal "heengeleefd" heeft tijdens zijn zeveneneenhalfjarige loopbaan op Bouvigne en verantwoordelijk is voor hetgeen uiteindelijk het resul taat van dat beleid zou zijn en verantwoordelijk is voor het werke loos worden van 35 mensen en een crediteurenbestand van 850. 000, - Ik kan niet anders doen dan dit ontkennen. Ik kan het alleen maar emotioneel ontkennen, omdat het mij niet mogelijk is in te gaan op detailopmerkingen. Ik kan mijn beweringen niet met stukken staven, want in tegenstelling tot anderen in de raad beschik ik niet over een dossier van Bouvigne of dossiers van het departement van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk. Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: Het ligt ter inzage! Wethouder VAN DUN: Ik wil de raad vertellen dat ik een Bouvigne tijd van jaar heb meegemaakt, waarin ik mét de medewerkers in een structuur die onwerkbaar was gewerkt heb aan iets waarin wij allen geloofden. Er was een open structuur met die medewerkers, men moet niet suggereren' dat het personeel niet geïnformeerd is en dat er een personeelsbeleid zou zijn gevoerd dat uit de tijd was. Met vallen en opstaan hebben wij dingen gedaan die voor Bouvigne als zodanig, voor het vormingswerk en voor West-Brabant van be lang zijn geweest. Ik kan alleen maar zeggen dat ik dat naar eer en geweten gedaan heb. Te allen tijde heb ik ook naar buiten die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 782