788 8 JUNI 1971 "de c. in zijn functie van raadslid een gebrek aan openheid en verant woordelijkheidsbesef heeft getoond; t d. door het vorenstaande het college van B. en W. en de raad ngen van Breda in minder gewenste publiciteit heeft gebracht zon der dat nochtans publiekelijk een afdoend antwoord is gege ven, dan wel een uitspraak van de onafhankelijke rechter is 1 gekomen; 3. van mening zijnde, dat aan de heer J. P. A. van Dun, wethouder aar van de gemeente Breda, niet die eigenschappen kunnen worden an toegekend, die een goede vervulling van het wethouderschap vijf langer waarborgen; |er- besluit daarom te verklaren het vertrouwen in de heer J. P. A. van zejf Dun op te zeggen en hem te verzoeken zijn wethouderschap van de de gemeente Breda met onmiddellijke ingang ter beschikking te stel- reekt len- Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van de heer van Os mede onderwerp van de beraadslaging uit. De heer GIELEN: Ik zou graag een stemverklaring afleggen. De VOORZITTER; Dat kan worden gedaan als de volgorde waarin de stemming zal plaatsvinden is bepaald. Als er niemand meer het woord wil voeren, wil ik voorstellen de motie van de heer van Os het eerst in stemming te brengen, en daarna de motie van de heer van der Werff. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Waarom heb ik geen antwoord op mijn vraag gehad? De VOORZITTER: Omdat deze vraag behoorde bij het debat over het memorandum. Ik heb de stukken op dit moment niet meer ter beschikking. Voor de feitelijke beoordeling acht ik de beantwoording van deze vraag overigens niet van essentiële betekenis. Ik zou hebben willen antwoorden dat mevrouw van Nes het wat dat betreft niet met mij eens is en dat zal wel niet de laatste keer zijn. De heer Severens had het erover dat de heer van Dun mede zou moeten adviseren in de Bouvignekwestie. Ik wil daar even iets over zeggen. Omdat hij oud-directeur is, is van meet af aan besloten een driemanschap onder mijn voorzitterschap te belasten met de afwikkeling van de Bouvignezaken. Daardoor ben ik er wat meer bij betrokken. Bovendien is toegezegd dat, hoewel het college zal adviseren, de raad in dezen zal beslissen. In het college zijn de verhoudingen duidelijk niet gestoord. Er is daar nog een werkmogelijkheid aan wezig. De heer SEVERENS: Is dat een uitspraak van het gehele college? De VOORZITTER; Ik meen dat namens het gehele college te mo gen doen. Wij hebben daar meer dan eens in het college over ge praat. De heer SEVERENS; Inclusief de afwezigen?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 788