17 JUNI 1971 800 over een voorstel, terwijl men er in de afdeling toch mee akkoord ging. Zelfs vanmiddag heb ik er tijdens de afdelingsvergadering van openba re werken niet over gesproken. Ik bied er dan ook mijn excuses voor aan dat ik nu toch nog een vraag moet stellen. In de afdeling gingen wij akkoord met het onbewoonbaarverklaren van het pand Vredenburgstraat 27. Later is mij bekend geworden dat de panden 27 en 27a eigendom zijn van een paar bejaarde mensen, die zelf op het bovenhuis wonen. Men wil het benedenhuis onbewoonbaar verklaren. Deze mensen vinden het echter zo erg dat er een bordje met "onbewoonbaar verklaard" op het pand zal komen dat zij bereid zijn alles te doen om de woning weer bewoonbaar te maken. Bij het onbewoonbaar verklaren bestaan verschillende normen. Men gaat bijvoorbeeld uit van het niet meer economisch verantwoord zijn het huis weer in goede staat te brengen. Bij deze mensen is dat economische aspect echter niet zo van belang. Omdat het hun eigen woning is zijn deze mensen in staat het weer in orde te brengen, zelfs als dit niet economisch verantwoord is. Ik ben benaderd om uitstel van dit voorstel te vragen, om deze mensen de gelegenheid te geven te voorkomen dat hun woning onbe woonbaar verklaard wordt, door die woning weer in orde te maken. Voor de termijn van ontruiming wordt zes maanden aangehouden. Als wij deze termijn op zes maanden stellen, moet er een mogelijkheid zijn deze mensen voor dat opknappen drie maanden de tijd te geven. De ontruimingstermijn kan dan eventueel op drie maanden worden ge steld. In tijd maakt dat niets uit en zij kunnen deze gelegenheid aan grijpen om de woning in betere staat te brengen. Wethouder VAN DUN: In een privégesprek heeft "de heer Van Cau- lil hiervan melding gemaakt. Dat gesprek heeft geleid tot een nieuw onderzoek van de zijde van openbare werken naar de toestand waarin het pand Vredenburgstraat 27 verkeert. Het pand Vredenburgstraat 27a wordt inderdaad bewoond door de eigenaar en de eigenaresse van het pand nr. 27. In het algemeen wil ik stellen dat wij in de toekomst ontzettend voorzichtig moeten zijn met onbewoonbaarverklaren. Naar mijn oprech te mening verschaft de situatie aan de Vredenburgstraat 27 alle aanlei ding om deze onbewoonbaarverklaring aan de raad voor te stellen. De heer Van Caulil stelt dat de bewoners van nr. 27a hem bena derd hebben en dat zij hem gezegd hebben tot alles bereid te zijn om de woning in de staat te brengen die zij behoeft. Hij is van mening dat wij hen de gelegenheid moeten geven dit alles in orde te maken. Het probleem dat zich voordoet in een gesprek met die bewoners is een verschil van inzicht met betrekking tot de kosten die gemaakt moeten worden om die woning weer voor gebruik gereed te maken. Dat verschil bedraagt in geld uitgedrukt duizenden guldens. De eigenaar van pand nr. 27 heeft de indruk dat het pand met een bedrag van globaal 800, -- 900, -- weer in de oude staat terug te brengen is, terwijl een voorzichtige schatting van openbare werken uitkomt op een bedrag van 4. 000, --if 5. 000, Ik vind het riskant op het voorstel van de heer Van Caulil in te gaan, want wij zouden er wel eens bedrogen mee kunnen uitkomen. Aan de eigenaren is medege deeld dat de raad naar mijn mening zijn verantwoordelijkheid in dezen moet waarmaken, maar als men het daar niet mee eens is dan wordt het bordje met "onbewoonbaar verklaard" niet op de deur gespijkerd. Te allen tijde blijft het voor de eigenaren mogelijk in beroep te gaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 800