801 17 JUNI 1971 Dat lijkt mij de verstandigste weg. De heer VAN CAULIL: De mogelijkheid in beroep te gaan is al tijd aanwezig. Ik meen echter duidelijk gemaakt te hebben dat het hier een gevoelskwestie betreft. Voordat deze mensen in beroep gaan moet het bordje "onbewoonbaar verklaard" op de woning bevestigd worden. Meestal is het andersom, moeilijkheden bestaan meestal in de bovenwoning, en die is goed. Als het mogelijk is deze mensen terwille te zijn moeten wij - dat wil ik met klem verzoeken - hen twee of drie maanden de gelegenheid geven. Wij hebben al een tekort aan wonin gen. Het is mogelijk dat zij de kosten lager schatten, dat kan samen hangen met hun leeftijd. Laten wij hen echter een kans geven. Als men dan over die tijd tot de overtuiging komt dat het pand niet op instorten staat, dan is er eigenlijk nog niets gebeurd. Ik geloof dat wij een beet je soepel moeten zijn en dat wij hen de kans moeten bieden hun aan bod waar te maken. De heer FROGER: Is het niet mogelijk deze twee maanden respijt te geven, opdat zij kunnen bewijzen dat er wordt gerestaureerd? Wethouder VAN DUN: Er is een misverstand tussen de heer Van Caulil en mij. Als deze mensen in beroep gaan komt er namelijk geen bordje "onbewoonbaar verklaard" op de deur. Die emotionele kwestie is dus ondervangen. De heren Froger en Van Caulil hebben gevraagd deze mensen nog enig respijt te geven. Ik heb echter geen enkele illusie dat dit iets zal helpen. Er zijn namelijk al gesprekken gevoerd met de bewoners en men heeft de indruk dat de zaak daar voor een luttele som gelds in het reine gebracht kan worden. Dat is een levensgroot meningsverschil. Ik kan mij niet voorstellen dat de twee maanden van de heer Froger of de drie maanden die de heer Van Caulil voorstelt het zicht op de situ atie kunnen doen wijzigen. Ik wil persisteren bij dit voorstel, vanuit mijn verantwoordelijkheid wil ik het aan de raad aanbieden. Hierna wordt het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming gebracht en met 15 tegen 12 stemmen verworpen. TEGEN stemmen de heren Gielen, Mensen en Barij, mevrouw Willems-Van Doorn, de heren Van Duijl, America en Van Os, me vrouw Van Rooij-Van den Heuvel, de heren Van Caulil, Crul en Fro ger, mejuffrouw Paulussen, de heren Severens en Von Schmid en me vrouw Van Nes-Brands. VOOR stemmen de heren Kramer, Van Banning, Broeders, Van Loon, Van Graafeiland, Sandberg, Kroon, Van Dun, De Raaff, Span- jer, Geene en Van Merkom. De VOORZITTER: Misschien hebben wij te optimistisch het ge hele voorstel aan de orde gesteld, want er zijn meer onbewoonbaarver klaringen in begrepen. De heer FROGER: In dezelfde situatie? De VOORZITTER: Er is slechts gesproken over één situatie. Voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 801