802
17 JUNI 1971
de goede besluitvorming wil ik aannemen dat de tegenstemmers tegen
het besproken geval gestemd hebben en tegen de andere onbewoonbaar
verklaringen geen bezwaar hebben.
De heer VAN CAULIL: Het betreft dus slechts het pand Vredenburg-
straat 27.
Hierna wordt besloten het voorstel van burgemeester en wethou
ders te aanvaarden, met uitzondering van het pand Vredenburgstraat 27.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Het ging mij om het uitstel waarover de
heren Froger en Van Caulil gesproken hebben. Ik zou dit voorstel graag na
drie maanden terugzien als de restauratie niet gerealiseerd is.
De VOORZITTER: Dat zijn dus de overwegingen waaruit u tegen
gestemd hebt. Wij hebben het voorstel aanvaard, met uitzondering van
één onbewoonbaarverklaring. Als zodanig wil ik het besluit uitleggen,
opdat daarover geen verschil van mening bestaat.
19. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT VAST
STELLING VAN DE BEGROTING 1971 VAN DE BESTUURSCOMMIS
SIE VOOR DE SOCIALE WERKVOORZIENING.
Mejuffrouw PAULUSSEN: Naar aanleiding van dit voorstel is in
onze fractie uitvoerig gediscussieerd. De discussie mondde uit in een
vraag aan de heer Van Duijl, die door deze raad in de onderhavige
bestuurscommissie gekozen is, namelijk de vraag of hij ons als raad,
niet zou moeten adviseren over het voorliggende voorstel.
De heer VON SCHMID: Deze bestuurscommissie voor de sociale
werkvoorziening interesseert mij. Dat blijkt wel uit de debatten die in
de raad zijn gehouden over dit onderwerp. Ik wil eraan herinneren dat
men zich afgevraagd heeft of deze bestuurscommissie voor de sociale
werkvoorziening zou gaan fungeren zoals de bedoeling was. Ook toen
reeds is gezegd dat men hierbij te maken heeft met twee "polen".
Enerzijds is er de sociale werkverschaffing aan gehandicapten van al
lerlei aard. Op de voorgrond staat daarbij dat de persoon waarom het
gaat zichzelf nuttig moet voelen door zijn plaats in het productiepro
ces. Anderzijds is er het bedrijfseconomische aspect. De objecten waar
aan men werkt moeten economisch verantwoord zijn. Wij zijn en waren
er ons heel goed van bewust dat deze twee factoren bij elkaar horen.
Als een gehandicapte het gevoel moet krijgen nuttig werk te doen,
moet dat werk economisch verantwoord zijn. Ik trap een open deur in
als ik zeg dat in een niet-gezond bedrijf van een goede werkverschaf
fing geen sprake kan zijn.
De vraag waarom het in eerdere debatten ging was: waar ligt bij
deze bestuurscommissie het accent? Is er, met andere woorden, een
goede afweging van het sociale tegen het bedrijfseconomische aspect
mogelijk. De wetgever heeft gesteld dat de nadruk moet liggen op de
individu dat aldaar tewerkgesteld wordt. Het winstmotief mag niet cen
traal staan. Hieruit zou men kunnen concluderen dat de weegschaal
bij die afweging naar de sociale kant zal moeten doorslaan. Volgens
de wetgever is het de bedoeling dat de te verrichten arbeid slechts in
zoverre op de voorgrond staat, als dienstig is de werknemer te helpen
zijn arbeidsgeschiktheid te doen behouden, te herstellen of te bevorderen.