803
17 JUNI 1971
Bovendien gaat het om aangepaste werkgelegenheid. Het werk
moet dus zijn aangepast aan de specifieke mogelijkheden van de man
die het verricht. Niet alleen naar aanleiding van de reeds plaatsgehad
hebbende behandeling en de bestuurscommissie die toen tot standgeko-
men is, maar ook naar aanleiding van persberichten hieromtrent - in
terviews en dergelijke - zou ik in verband met deze begroting even
over enkele vraagstukken willen praten.
Het gaat dus om aangepaste werkgelegenheid. Bij mensen die er
over kunnen oordelen bestaat de indruk dat er soms sprake is van een
ingepaste werkgelegenheid. Het komt met andere woorden voor dat
iemand daar komt werken, terwijl er een project aan de gang is. Men
stelt dan dat er een plaats voor hem is, zonder dat bepaald wordt of
die plaats aangepast is aan de eisen die de man stelt. Die plaats is dan
nodig voor het lopende project, dat toevallig aan de gang is.
Ik vind het jammer dat deze sociale problematiek in dit stuk niet
aan de orde komt. Het versterkt mijn argwaan inzake het overwegen
van de commerciële aspecten. Financieel is dit niet belangrijk, want
er is een subsidieregeling voor deze zaken. Als er een order loopt kan
de tijdsfactor echter heel belangrijk zijn, want zo'n order moet op een
gegeven ogenblik gereed zijn om die niet te verliezen.
Dit alles kan in botsing komen met het sociale motief, dat op
de voorgrond zou moeten staan. Een aantal raadsleden zal evenals ik
moeten erkennen dat men niet goed weet hoe het zit. Naar aanleiding
van publicaties zijn twijfels gerezen - van mijn zijde is slechts sprake
van vragen - met betrekking tot de mentaliteit van de leiding. Zulks
behoeft niet speciaal voor Breda te gelden in het algemeen, maar enigs
zins toegespitst op Breda, is gesteld dat de bestuurscommissie de com
merciële factor laten overheersen. Dit zijn natuurlijk moeilijk te con
stateren feiten, maar zij worden genoemd en in de openbaarheid ge
bracht.
De indruk bestaat bijvoorbeeld dat personen die daar komen wer
ken bevoordeeld worden boven meer-gehandicapten, omdat zij gemak
kelijker in te passen zijn in het productieproces.
Een vraag, die ook in Breda nagegaan kan worden is of er een
autoritaire structuur heerst. Wij behoeven niet onmiddellijk met het
woord "inspraak" aan te komen, maar waarschijnlijk is dat deze ge
handicapten, die daar niet weg kunnen, meer dan werknemers in het
normale bedrijfsleven zullen moeten gehoorzamen aan hetgeen hen
wordt opgedragen, zonder dat overleg of tegenspraak mogelijk is.
Zijn wij, samenvattend, hier in Breda niet teveel gericht op het
commerciële? Zijn wij niet teveel geneigd in te passen, in plaats van
aan te passen? Is er niet een autoritaire, c. q. ietwat overheersende
structuur, waarin de mensen het gevoel hebben dat zij niet op de juis
te wijze geholpen worden? Hierover zou ik graag het een en ander van
de wethouder horen. Misschien is het mogelijk dat de raad op uitvoe
rige wijze wordt geïnformeerd, ook over de gevoelens van de werknemers.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Het onderwerp dat de heer Von
Schmid heeft aangeroerd is erg interessant, maar niet aan de orde bij
dit voorstel, voor zover ik dat kan overzien. In de afdeling is er wel
over gesproken, maar wij hebben de bespreking van deze belangrijke
kwesties uitgesteld, tot een gezamenlijke "sociale dag" gehouden zal
zijn, waarop uitvoerig over dit soort zaken zal worden gediscussieerd.
Ik geloof dat het nader bespreken van deze onderwerpen beter tot dat
ogenblik kunnen wachten.