804
17 JUNI 1971
Wethouder DE RAAFF: Ik zou, als de heer Von Schmid daar ten
minste mee akkoord gaat, mevrouw Van Nes willen danken voor het
antwoord dat zij hem gegeven heeft. De persberichten waren ook de
leden van de afdeling bekend. Ik heb hen de vraag toen voorgelegd
of wij moesten discussiëren op basis van persberichten of naar aanlei
ding van voorstellen van burgemeester en wethouders. Dat neemt niet
weg dat de indringende vragen van de heer Von Schmid, die ook in
de afdeling gesteld zijn, aanleiding waren in te gaan op de suggestie
van de heer Kramer, een aparte dag uit te trekken om de gehele pro
blematiek van de sociale werkvoorziening te bezien en te bestuderen.
Wij hebben hiervoor al een dag uitgetrokken, namelijk 30 augustus,
's Morgens zullen wij dan de diverse werkplaatsen en werkverbanden
bezoeken, terwijl wij 's middags aan de hand van vragen zullen discus
siëren. De raadsleden die zitting hebben in die afdeling hebben wij te
vens gevraagd zo goed te willen zijn voor 1 juli concrete vragen in te
dienen, opdat wij die zorgvuldig kunnen beantwoorden.
Het lijkt mij zinnig die problematiek dan te bespreken. Ik heb
er geen bezwaar tegen de heer Von Schmid daarvoor uit te nodigen.
Als de leden van de afdeling met zijn aanwezigheid instemmen spaart
dat tenminste één arbeidsgang.
Persoonlijk ben ik dus van mening dat de problematiek die hij
aan de orde stelde uitermate belangrijk is, maar niet in die mate aan
wezig als hij misschien meent. Ik neem aan dat de heer Von Schmid
zich ongerust afvraagt of hetgeen gezegd en geschreven wordt waar is.
Ik deel hem mede dat dit niet waar is, alhoewel ik mij kan voorstel
len dat hij dit graag met eigen ogen wil zien.
Mejuffrouw Paulussen heeft een procedurevraag gesteld. Als de
heer Van Duijl bepaalde vragen kan beantwoorden, zie ik niet in waar
om dat niet zou kunnen gebeuren. In de verordening op de sociale werk
voorziening staat wel een regel over het afleggen van verantwoordelijk
heid. Ik neem aan dat mejuffrouw Paulussen deze paragraaf, die welis
waar is vastgesteld voordat zij lid van de raad was, kent. Er staat: "De
bestuurscommissie is verantwoording schuldig aan de raad. Zij brengt
daartoe jaarlijks een beredeneerd verslag uit over haar werkzaamheden".
Verder staat er: "De gemeenteraad kan aan de bestuurscommissie inlich
tingen vragen die verband houden met de uitoefening van de aan de
bestuurscommissie toegevoegde bevoegdheden".
U weet dat wij, bij het maken van deze verordening, waarvan
geen voorbeelden bestonden, nogal veel met analogieën moesten wer
ken, naar'het werken van de gemeenteraad. De gemeenteraad kan het
college van burgemeester en wethouders vragen stellen. Mejuffrouw
Paulussen wil nu vragen stellen aan de bestuurscommissie. Dit is verder
niet geregeld in een reglement van orde, maar ik zou mij kunnen voor
stellen dat men ook hier analoog tewerkgaat. Als de raad vragen kan
stellen aan het college van burgemeester en wethouders moet het ook
mogelijk zijn dat de raad vragen stelt aan de bestuurscommissie. Ik
meen dat het stellen van vragen op het ogenblik schriftelijk gaat. Ik
geloof niet dat het juist zal zijn staande de vergadering het raadslid,
dat slechts een lid is van de bestuurscommissie, vragen te stellen. Ana
loog aan de vragen aan het college zou dit schriftelijk moeten gebeuren.
Dit is echter niet vastgelegd, een andere regeling is mogelijk.
De heer VAN DUIJL: De vraag van mejuffrouw Paulussen heeft
mij eigenlijk niet verwonderd. Het is duidelijk dat de werkzaamheden
van de bestuurscommissie de raadsleden grotendeels ontgaan. De wet-