811
17 JUNI 1971
De heer FROGER: Als ik het goed begrepen heb sprak de heer Geene
over de ruilverkaveling, waar wij allen zo vóór zijn. Ik ben daarvan
niet overtuigd, want de ruilverkaveling tast veelvuldig het landschap
pelijk schoon aan. Ik zou niet dermate ongenuanceerd willen zeggen
dat ik er vóór ben.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik heb bezwaar tegen de aantekening
die de heer Geene hieraan wil toevoegen. Ik ben van oordeel dat het
collegevoorstel een heel ander uitgangspunt heeft dan het artikel van
de ruilverkavelingswet, waarover de heer Geene het had. De ruilverka-
velingswet betreft de agrarische belangen, terwijl door het college wordt
uitgegaan van het landschappelijk natuurgebied. Als men die bepaling
uit de ruilverkavelingswet overneemt zal men de bescherming van het
natuurgebied, waarover het hier gaat, weer gedeeltelijk teniet doen.
Het agrarisch belang heeft dan voorrang, waarbij niet altijd sprake is
van tegenstrijdigheid, maar in sommige gevallen wel.
Wethouder VAN DUN: Het is niet gemakkelijk van de aantekening
van de heer Geene, waarop reacties gekomen zijn van de heer Froger
en mevrouw Van Nes, te zeggen dat zij maar in het voorstel moet wor
den opgenomen.
Ik wil allereerst ingaan op het voorstel als zodanig, waarover de
heer Geene enkele opmerkingen heeft gemaakt. Terecht zegt hij dat
14 mei jl. de termijn van het voorbereidingsbesluit is afgelopen. Er
is nog geen bestemmingsplan. De raad weet waarom het er niet is, dat
is bij de begrotingsbehandeling aan de orde geweest. In de "Beraads-
groep '70" wordt een aantal normeringen aangegeven waaraan het toe
komstige bestemmingsplan moet voldoen. Er moet dus een maatregel
ter bescherming van dat gebied getroffen worden, dat heeft mevrouw Van
Nes terecht gezegd. Het verschil met het vorige voorbereidingsbesluit is
dat het hier een groter gebied betreft. Er is een groter gebied genomen
omdat dat beter zal kunnen worden beschermd en om tegemoet te ko
men aan hetgeen de raad aan het college gevraagd heeft, namelijk
het innemen van een soepel standpunt inzake bouwvergunningen in het
agrarische gebied.
De heer Geene heeft opgemerkt dat er moeilijkheden kunnen ont
staan in verband met het verkavelingsplan Princenhage. De heer Froger
onderschrijft dat niet, hij vraagt zich althans af of hij daar enthousiast
over moet zijn. Het ruilverkavelingsplan is echter aangenomen en het
ligt binnen het gebied waarvoor dit voorbereidingsbesluit genomen zal
worden, Er zouden moeilijkheden kunnen ontstaan.
Het bestemmingsplan dat er komen zal wordt in nauw overleg met
de C.V.D. en de tuinbouworganisaties gevormd. Die toezegging heeft de
heer Geene al.
Als ik goed geïnformeerd ben vergist de heer Geene zich in die
20%-clausule. Die geldt mijns inziens alleen voor de bouwwerken in
het bestemmingsplan die op het tijdstip van aanvang van de procedure
in strijd zijn met het bestemmingsplan. De agrarische en tuinbouwbebou-
wing vallen hier dus duidelijk niet onder.
Hij heeft gevraagd of wij straks de procedure van de ruilverkaveling
niet zullen belemmeren als wij dit voorbereidingsbesluit aannemen en
hij heeft punt Hf met een vierde regel uitgebreid. Ik geloof dat wij in
dit ontwerpbesluit zouden kunnen opnemen dat de leden a, b, d en e
van het ontwerpbesluit niet van toepassing zijn op het ruilverkavelings-
gebied. Aan de bezwaren van de heer Geene zullen wij dan tegemoetge
komen zijn en mevrouw Van Nes zal duidelijk zijn dat het hier alleen