320
17 JUNI 1971
geweest in de afdeling voor Jeugd en Sport uit de raad. De problema
tiek ligt volgens de heer Kramer meer in de richting van gedeputeerde
staten, waarachter wij ons evenwel niet mogen verschuilen. Als hij
vraagt juist die argumentatie te gebruiken in een poging dit krediet
goedgekeurd te krijgen, kan ik hem dat zonder meer toezeggen.
Moeilijker is de vraag van de heer Severens. Ik kan hem echt geen
termijn noemen. Dat geldt trouwens voor elk project waarmee financie
ringsmoeilijkheden gepaard gaan. Het enige dat ik de raad kan toezeg
gen is dat wethouder Mans er binnen zijn portefeuille een zekere prio
riteit aan geeft. Voor een goed begrip diene dat er toch een afweging
met andere projecten moet plaatsvinden, die buiten het kader van jeugd
en sport liggen.
De heer AMERICA: Bij mij komt altijd een gevoel van ongenoe
gen op als er gesproken wordt over voorstellen die ik van harte kan on
dersteunen, maar ten aanzien waarvan zoveel onzekerheden bestaan
wat de uitvoering ervan betreft. In deze en de vorige gemeenteraad
zijn al zoveel voorstellen aangenomen. Ik heb wethouder Broeders de
vorige maal gevraagd daarvan een overzicht te verstrekken. Hij heeft
mij toen verwezen naar de begrotingsbehandeling. Die heb ik bekeken
en ik moet u zeggen dat ik geschrokken ben van alles wat wij'hebben
aangenomen. Wij kunnen dit voorstel wel aannemen, maar ik ben bang
dat de mensen die er blij mee zijn wel eens heel lang op de uitvoering
zouden moeten wachten. Ik zou daarom willen vragen dit project een
hoge prioriteit te geven, als de gemeente Breda daaraan überhaupt nog
iets kan doen.
De heer KRAMER: Ik dank de wethouder voor zijn toezegging.
De argumentatie is inderdaad ook aangevoerd in de afdeling voor Jeugd
en Sport. Wethouder Mans heeft tegenover ons echter geen rangorde
genoemd wat de prioriteit betreft.
Wethouder BROEDERS: Door de versterking van de argumentatie
kan inderdaad wat bereikt worden bij gedeputeerde staten, maar ik wil
er toch wel op wijzen dat de uitvoering van dit voorstel niettemin nog
wel enige tijd op zich zal laten wachten. Het lijkt mij nuttig eens in
de raad te komen met een lijst van prioriteiten. Het college van burge
meester en wethouders heeft een drietal zaken als allerhoogste prioriteit
aangewezen. In de eerste plaats betreft dat voorzieningen voor de be
drijven. Daarin kan wel zuinigheid worden betracht, maar een volledige
stop op dit gebied is volslagen onmogelijk. Een tweede prioriteit - die
wellicht op de eerste plaats moet staan - betreft de huisvestingskwestie.
Het derde punt betreft de onderwijsvoorzieningen. Wij moeten onze op
vattingen omtrent de prioriteiten duidelijk bij gedeputeerde staten op
tafel leggen. Die keuze mogen wij niet ontlopen, als die overeenstemt
met die van de raad. Als er aan bepaalde zaken hoge prioriteit wordt
gegeven, moeten wij daarmee consequent voortgaan. Zo lang er geen
verbetering komt in de financieringsproblemen, is de mogelijkheid erg
groot dat het lang gaat duren voordat dit voorstel uitgevoerd zal worden.
Hieruit mag men niet afleiden dat wij de argumenten van de heer Kra
mer niet onderschrijven. Er moet echter een bepaalde rangorde gehanteerd
worden. Een van de zwaarste tekortkomingen in de centrale financiering
is ons inziens dat de gemeenten niet vooraf weten waarover zij kunnen
beschikken, zodat hun voorstellen gepast zouden kunnen worden in een
te realiseren pakket. Wij nemen nu voorstellen aan, waarvan wij moeten