823 17 JUNI 1971 is dinsdag jl. in het college van burgemeester en wethouders behandeld. Via dit raadsvoorstel willen wij trachten Het Turfschip, dat inderdaad met moeilijkheden te kampen heeft, tot 1 oktober drijvende te houden. Eind september zal er nog een aparte raadsvergadering worden gewijd aan de hele problematiek, waarin eventueel reorganisatievoorstellen zullen worden gedaan. Het is echt niet de bedoeling de raad nu in een vloek en een zucht bepaalde beslissingen te laten nemen. Het college zal overigens niet met de armen over elkaar blijven toezien hoe de te korten blijven groeien. De VOORZITTER: Dames en heren. Hoewel ik begrip heb voor de bedenkingen tegen de korte termijn waarop alles moet plaatsvinden, geloof ik niet dat het thans de tijd is om daarover al te lang uit te wei den. De heer CRUL: Ik zou graag van de heren Sandberg en Van Loon willen horen of hun beslissing van dit moment onherroepelijk is. De raad heeft hen voor die functie aanbevolen en nu zijn er verschillende raadsleden die vinden dat het op het moment beter is dat zij aanblijven als commissaris. De heer VON SCHMID: Het college heeft mij geen antwoord ge geven op de opmerkingen die ik over het stuk zelf heb gemaakt. Het slot van het raadsstuk is voor mij een slag in de lucht, zoals ik al heb opgemerkt. Ik kan dat dan ook moeilijk voor kennisgeving aannemen. Als er zeer dringende redenen waren voor de heren Sandberg en Van Loon om te bedanken als commissaris, zullen die redenen er de volgende week ook nog wel zijn. Ik vraag mij af welk raadslid er kans toe ziet de va cante plaats in te nemen. De heer VAN LOON: Ik geloof dat de opmerkingen van de heren Crul en Von Schmid op dit moment niet relevant zijn. Op hun vragen kan ik momenteel echt geen antwoord geven, omdat ik de inhoud van het rapport niet ken. De heer AMERICA: Kan ik de stukken niet thuis ontvangen, of heb ik dat verkeerd begrepen? De VOORZITTER: Ik heb het in ieder geval nog niet toegezegd. De heer AMERICA: Dat spijt mij dan zeer. De VOORZITTER: Ik zal het in het college bespreken. Wethouder MELZER: Het rapport dat ter sprake is geweest is uit gebracht aan de raad van commissarissen der n. v. De raad van commis sarissen heeft goedgekeurd dat het rapport ter inzage werd gelegd, maar niét om het aan de raadsleden uit te sturen. Wij kunnen hierover dus geen beslissing nemen. Tot de heer Von Schmid zou ik willen zeggen dat, wanneer de commissarissen aftreden, van deze raad wordt verwacht dat hij in de ontstane vacatures voorziet. Mejuffrouw PAULUSSEN: Mogen wij uit de woorden van de heer Van Loon opmaken dat zijn bedanken niet onherroepelijk is?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 823