83 9 FEBRUARI 1971 Wat de voorgestelde investeringen betreft achten wij het toch wenselijk dat duidelijker zichtbaar wordt gemaakt in hoeverre zij tot handhaving, dan wel tot verhoging van het huidige verzorgings niveau zullen bijdragen. Ook is het nauwelijks mogelijk de te stellen prioriteiten eruit af te lezen, laat staan op hun aanvaardbaarheid te beoordelen. Wij achten de vage beantwoording van onze vele vragen over dit stuk, wellicht op grond van de onzekerheid der mogelijkheid van uitgaven, begrijpelijk, doch wij betreuren het wel. Een soort lokale diepdelverscommissie in dezen zou misschien enig licht kun nen geven. Ik geef de wethouder van financiën overigens direct toe dat -- hij slaakte zijn verzuchting hier op 13 augustus jl. -- een concreter en realistischer beleid te voeren ware als de lagere over heden althans een bepaald minimum aan financiële middelen tijdig tevoren toegewezen kregen. Ik sprak in de aanvang van mijn betoog over rampen, maar er bestaat er één, elke dag weer voor ons allen, maar die het meest diegenen treft die niet deelnemen aan het arbeidsproces of daarbij in een zwakke positie verkeren, namelijk de ramp van de geldont waarding, de koopkrachtvermindering. Ten dele is die inflatie een kwalijk importprodukt waaraan wij niets kunnen verhelpen, maar zij is toch ook een koekje van eigen deeg: de meeste mensen willen meer! Willen wij die volksvijand van de geldontwaarding bedwingen, dan moet niet slechts het uitgavenbeleid in zijn totaliteit volledig verantwoord zijn, dan dienen niet slechts alle uitgaven op zich zelf goed en achtenswaardig te zijn, maar dan zullen ze ook alle essentieel voor de materiële en geestelijke belangen van de burgerij van Breda en de Baronie of West-Brabant moeten zijn. Niet zozeer een rood -- alweer die kleur! potlood, als wel een herijking en een bezinning op doel en inhoud van het subsidiebeleid komen ons in de komende periode gewenst voor. Gelukkig is de begroting sluitend, anders zouden wij geen baas in eigen buidel zijn. Een laatste opmerking over dit onderwerp. Uit begrotingen kan men intenties en voornemens aflezen, de werkelijkheid vindt men in de rekeningen terug. Die laatsten zullen wij dan ook allerminst veronachtzamen. Vandaag echter bij deze begrotingsbehandeling willen wij in gemeenschappelijke discussie op rationele basis via democratische besluitvorming de toekomst gestalte geven. Daarbij valt direct te overwegen dat wij er wat laat -- drie maanden te laat -- mee zijn. Persoonlijk vind ik dat niet zo erg. Het is een duidelijke kracht van ons democratisch bestel dat iemand die zich tekort gedaan voelt, op een dergelijke wijze,, zo uitge breid en in zoveel instanties zelfs tot een uiterst geduldige maar ook indringende Raad van State toe de gelegenheid krijgt zijn be zwaren naar voren te brengen, zakelijk of niet, coherent of niet. Er ontstond wel oponthoud, maar geen bestuursvacuiim. Er bestond geen onzekerheid over bevoegdheden. Er was slechts een wat ver laat afzwaaien van de oude volksvertegenwoordigende stomp. De democratie redt zich, mits de leden zich aan de spelregels houden. "Wanneer men het ordebeginsel uit de menselijke samenleving wegneemt, kan er van vrijheid van de menselijke rechten geen sprake meer zijn. Ik citeer -- en met instemming -- uit uw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 83