848 24 JUNI 1971 de stortplaats niet was onderworpen aan objectieve criteria. Mag ik uit het feit dat u voorstelt voor 1970 - toen er nog geen hinderwetver gunning aanwezig was - alsnog een vergoeding aan de Grontmij uit te keren, afleiden dat niet alle op de Grontmij geuite kritiek door het college wordt onderschreven? Zo ja, is het college dan niet met mij van mening dat dit in het thans voor ons liggende stuk expliciet tot uitdrukking had dienen te komen? Gaarne zal ik op deze vragen het antwoord van het college vernemen. De heer MENSEN: De P. A.K. -fractie heeft dit voorstel met enige verbazing ontvangen. Wij hebben immers tot 1977 een goed contract met de Grontmij, terwijl daarnaast op 23 december jl. een hinderwet vergunning is afgegeven, hetgeen naar onze mening voldoende garantie biedt voor de verwerking om niet van het huisvuil in Bavel. Een goed contract met de Grontmij, zeker wanneer wij bedenken dat deze maat schappij deelneemt aan de "vuilbank", een samenwerkingsverband tus sen de V. A. M.de Heide Mij. en de Grontmij, die volgens het'rap- port Vuilverwerking beoogt de specifieke werkzaamheden voor de vuil verwerking in de toekomst te bundelen. Het contract geeft ons dus ook goede perspectieven voor de toekomst. De P.A.K. -fractie heeft dan ook grote moeite met dit voorstel, dat volledig in strijd is met de opvattingen van de afdeling voor het vervoerbedrijf van de vorige raad, zoals die in haar vergadering van 5 oktober 1970 naar voren kwamen. De afdeling was toen namelijk vrijwel unaniem van mening dat er voor het storten geen geld aan de Grontmij moest worden betaald. Uit het voorstel blijkt op geen enkele wijze hoe deze gewijzigde opvatting tot stand is gekomen. Wij zouden -» hierover graag nadere informatie van het college ontvangen. Volgens het huidige contract draagt de Grontmij er zorg voor ten minste - let wel: tenminste - voor 40. 000 m3 huisvuil ruimte beschik baar te stellen. Thans blijkt dat wij meer ruimte nodig hebben, waarmee wij blijven binnen het contract voor het storten om niet. Het doet dan ook vreemd aan in het voorstel te moeten lezen: "De gemeente Breda is bereid te aanvaarden dat de hoeveelheid stadsvuil als bedoeld in het contract belangrijk boven de 40. 000 m3 uitgaat". Hieruit concludeert u dat wij voor het meerdere moeten betalen. Wij begrijpen niet hoe u tot deze conclusie komt, want wij hebben als gemeente een contract voor tenminste 40. 000 m3. U gaat er in het voorstel van uit dat op billijkheidsgronden over 1970 een bedrag van 42. 500, -- aan de Grontmij moet worden betaald, maar ons ontgaat deze billijkheid totaal. In het rapport Vuilverwerking en ook in het verslag van de vergadering van de afdeling voor het ver voerbedrijf van 5 oktober 1970 worden er geen doekjes om gewonden dat de Grontmij op geen enkele manier aan haar contractuele verplich tingen heeft voldaan, het was gewoon een janboel. Het is dan ook on begrijpelijk hoe u nu met een voorstel kunt komen om alsnog 42. 500, - te betalen over een periode waarin de Grontmij duidelijk in gebreke is gebleven. T In eerste instantie zouden wij de volgende vragen aan het college willen voorleggen: 1. Geven het huidige contract met de Grontmij en de hinderwet vergunning voldoende garantie voor èen juiste verwerking van het afval uit Breda te Bavel? 2. Welke zijn de billijkheidsgronden die door het college worden gehanteerd om aan de Grontmij alsnog een vergoeding toe te kennen over 1970?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 848