849 24 JUNI 1971 Nog een enkel woord over het rapport Verwerking Vaste Afval stoffen. Het is een uitstekend rapport, dat ons een goed inzicht geeft in deze vooral voor de toekomst voor de stad Breda en haar regio uiter mate belangrijke zaak. Wij zijn met u van mening dat de vuilverwer king in de toekomst niet een uitsluitend Bredase zaak kan zijn. Het over deze zaak uit te brengen rapport aan de stichting Overleg- en Informatie centrum West-Brabant kan wellicht op regionaal gebied bijdragen tot een oplossing op langere termijn. Ook het overleg met Tilburg kan hiervoor belangrijk zijn. De heer VAN OS: Ook ik heb de beweegredenen voor dit voorstel absoluut niet kunnen ontdekken. Er is een contract met de Grontmij voor de vuilafvoer, dat dateert van 23 maart 1967 en dat geldt tot 1 janu ari 1977. Daarin staan duidelijke eisen die aan de Grontmij worden ge steld voor de verwerking van het Bredase vuil, bijvoorbeeld dat de Gront mij er zorg voor draagt dat er per jaar ruimte beschikbaar komt om ten minste 40. 000 m3 stadsvuil uit Breda op te nemen. Van enige vergoeding is geen sprake. Nog vreemder wordt het als ik nalees wat er staat in het verslag van de vergadering van de afdeling voor het vervoerbedrijf van 5 oktober 1970. De voorzitter van die afdeling, de toenmalige wethouder Gielen, zegt daar dat hij niet veel vertrouwen meer heeft in de Grontmij. "Met de Grontmij is een duidelijk contract opgemaakt over de stortplaats in Bavel. Van een goede naleving hiervan is nauwelijks iets te merken. Reeds meerdere malen is de Grontmij ter verantwoording geroepen, zon der dat verbetering van de ontoelaatbare situatie is opgetreden. Er wordt niet in het droge gestort, het brandt vaak op de stortplaats en bovendien vervuilt de Molenlei. Het college van burgemeester en wethouders staat ten aanzien van deze zaak met de rug tegen de muur". Tot zover een citaat uit het verslag van die afdelingsvergadering. Er waren dus duidelijke eisen in het contract, die niet zijn nage leefd door de Grontmij. Die eisen zijn nu misschien nog wat stringenter gesteld in de afgegeven hinderwetvergunning en ik neem aan, maar misschien kunt u mij daarover informeren, dat op het niet naleven van de bepalingen van de hinderwetvergunning duidelijke sancties zijn ge steld. Ik begrijp dus absoluut niet waarom, terwijl het huidige contract loopt tot 1977, waarvoor wij niet behoeven te betalen en de Grontmij in die tijd haar verplichtingen niet is nagekomen, er nu plotseling een nieuw contract moet worden opgemaakt, dat ons aanzienlijk wat geld gaat kosten. De heer JANSEN: Onze fracties vonden het rapport bijzonder fijn, wij zijn daar erg dankbaar voor en wij vinden uw voorstel positief. Toch hebben wij nog enkele vragen, al zijn sommige daarvan ook al door vorige sprekers gesteld, o. m. de vraag waarom er nu een nieuw contract moet komen, terwijl het huidige contract nog loopt tot 1977. Verder wordt gesteld dat de stortplaats in Oosterhout belangrijk hogere kosten met zich zal brengen. In het stuk is echter niet terug te vinden hoe hoog die kosten zijn en dat zouden wij toch graag willen weten. In dezelfde alinea staat dat, als wij daar gaan storten, dit niet de garantie inhoudt dat de stortplaats in Bavel zal worden gesloten. Mocht de ge meente Breda daar dus doorgaan met storten, dan zou ik graag willen weten wanneer die stortplaats wel vol zal kunnen zijn. De billijkheidsgronden, waarover ook al door de vorige sprekers is gesproken, houden waarschijnlijk verband met de grotere hoeveelheid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 849