862 24 JUNI 1971 hebben en die daar dus niet in wonen, maar die in feite nu reeds, zon der deze verordening, aan alle eisen voldoen. Betekent dit nu dat deze mensen geen vergunning krijgen? Bij de overgangsbepaling wordt gesteld dat de mensen een ver gunning moeten hebben, maar hoe staat het nu met de mensen die thans reeds verhuren maar nog geen vergunning hebben? Kunnen die gemaand worden een vergunning aan te vragen? Anders lijkt het een beetje op een wet met terugwerkende kracht en ik meen te weten dat dit niet mogelijk is. De heer VAN MERKOM: Heel kort: wij zijn ook blij, maar toch nog een vraag: is deze plaatselijke logiesverordening ook getoetst aan de provinciale model-logiesverordening die naar ik meen onlangs is uitgekomen? Verder de vraag die de heer Barij ook heeft gesteld: een heid in de logiesverordeningen in de omliggende gemeenten om unifor miteit te verkrijgen. Ook dit is eigenlijk een contract - het woord is vanavond al meer gevallen - tussen de exploitanten en de gemeente. Ook hier zal moe ten blijken in hoeverre het contract in de loop der tijd zal moeten wor den aangepast aan de omstandigheden. Mijn fractie wijst met nadruk op het belang van naleving van de verordening en met name de onver wachte controle daarop. Geen periodieke controle dus, maar gewoon steekproefsgewijs kijken of aan de verordening wordt voldaan. De heer KRAMER: Het is een goede zaak als er een einde komt aan misstanden, dat is een menselijke aangelegenheid. Er bestonden wantoestanden die met het welzijn van de mens totaal niets gemeen hebben. Daarbij is de veiligheid in deze kwestie zeer belangrijk en wij zijn dan ook blij dat in deze verordening nu alles is geregeld. Wij hopen dat wij zo spoedig mogelijk kunnen starten en ook wij zeggen: dan ervaring opdoen, want uit een verordening die zo groot is als deze zal in de loop der jaren nog wel iets naar voren komen. Het preventieve effect is naar onze mening zeker de eerste winst. Wij spreken onze waardering uit voor de gevolgde methode; vooral het brede overleg dat is gevoerd om tot dit resultaat te komen spreekt ons bijzonder aan. Ik wil daar echter nog aan toevoegen dat men niet moet denken dat er in Breda geen goede pensions zijn, want daardoor zou Breda een slechte naam kunnen krijgen. Ik sluit mij aan bij de heer Barij wanneer hij zegt dat dit geen zaak voor Breda alleen is, maar dat wij dit beslist in regionaal ver band moeten zien. Wij spreken de hoop uit dat dit voorbeeld gevolgd mag worden door vele andere plaatsen waar dit nog niet is geregeld. Tenslotte gaan wij akkoord met het schrappen van o. a. artikel 11 lid 2, zoals in het nader schrijven is voorgesteld. Wij kunnen gaarne met dit voorstel instemmen. Wethouder DE RAAFF: Ik meen te hebben geproefd dat de raad blij is met het totstandkomen van deze verordening. Alle vijf de spre kers hebben althans dat woord gebruikt. Natuurlijk zijn er nog vragen, die waren er ook in de drie raadsafdelingen waarin dit stuk is bespro ken. Naar aanleiding van de in deze afdelingen gemaakte opmerkingen hebben wij dan ook enkele wijzigingen in de verordening aangebracht. Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat de tekst nog niet volmaakt is, maar die is wel werkbaar en handzaam; voorlopig kunnen wij er mee vooruit. Het is een goed stuk gereedschap om het doel te bereiken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 862