9 FEBRUARI 1971
Betreffende de intergemeentelijke samenwerking kan met vol
doening worden geconstateerd dat het overleg in ae regio in het
laatste jaar dusdanige vorderingen heeft gemaakt, dat mogelijk
spoedig tot een vormgeving op bestuurlijke basis van de 16 deel
nemende gemeenten kan worden overgegaan. Wij achten het van het
grootste belang dat deze gewestraad regio Breda met spoed tot stand
komt en dat mogelijkheden worden opengelaten, waardoor alsnog
Oosterhout en Etten-Leur hierin kunnen worden opgenomen.
Met betrekking tot de grenswijziging wil ik in dit stadium mij
uiterste beperking opleggen. Uit persmededelingen is gebleken dat de
betrokken gemeenten zich spoedig over het voorgestelde plan zullen
kunnen uitspreken. Aannemende dat deze mededelingen juist zijn,
hetgeen inmiddels is gebleken uit de stukken die aan de raad zijn
toegezonden -- op het moment dat ik dit schreef was dat nog niet
het geval blijkt dat de procedure normaal wordt voortgezet.
Dit in tegenstelling tot berichten welke in het informeel over
leg van raadsleden van de drie "P. T. T.-gemeenten" en Breda wer
den medegedeeld. Bij het ontbreken van een alternatieve oplossing
zal de raad zich bewust moeten zijn van zijn grote verantwoorde
lijkheid bij het nemen van een besluit, c. q. het uitbrengen van een
advies, hetgeen van verstrekkende betekenis zal zijn voor de toe
komst van stad en gewest.
Wanneer ik slechts over 4 van de 7 hoofdpunten van de bood
schap een korte opmerking heb gemaakt, wil dit niet zeggen dat
ik de niet genoemde punten minder belangrijk zou vinden. Ik kom
op enkele zaken straks nog nader terug, terwijl mijn fractiegenoot
bij de hoofdstuksgewijze behandeling uitvoerig zal ingaan op de
actieve en passieve recreatie als één van de grote lijnen van het
beleid. Voorts zal door hem behandeld worden Jeugd-Sport en Cul
tuurbeleid alsmede Personeels-aangelegenheden.
Ik wil thans nog enkele opmerkingen van algemene aard maken,
voordat ik me meer concreet met de cijfermatige opstelling van de
begroting ga bezighouden.
Met grote instemming hebben wij kennis' genomen van uw mede
deling, dat u voornemens bent over te gaan tot het instellen van
een commissie van advies voor zaken betreffende de openbare orde.
Zonder ook maar iets tekort te doen aan uw taak als hoofd van de
politie, acht ik de instelling van een commissie als genoemd een
goede zaak ter bevordering van de communicatie tussen u, als enig
verantwoordelijk gezagsdrager en beleidsbepalende figuur, en de raad
als democratisch gekozen orgaan.
Een andere aangelegenheid welke ik thans nogmaals ter sprake
wil brengen is de kwestie van de vergaderingen van deze raad.
Ondanks uw en mogelijk ook onze goede voornemens, lopen de
vergaderingen meestal veel te ver uit. Hierin verandering te brengen,
zonder schade te doen aan een degelijke maar ook snelle besluit
vorming, moet met medewerking van alle fracties toch mogelijk
zijn. Deze en dergelijke belangrijke vraagstukken van orde lenen
zich bij uitstek voor een nader overleg met de fractievoorzitters
in het seniorenconvent. Het is dan ook te betreuren dat met name
de voorzitter van de P. A. K.-fractie steeds bedenkingen aanvoert
tegen een dergelijk overleg en ook de laatste bijeenkomst, waar