891
24 JUNI 1971
hier, mijns inziens mogelijkheden biedt alsnog tot een betere situatie
te komen. Laat ik het zo zeer voorzichtig zeggen.
De heer CRUL: Mag ik ook nog even een interruptie plaatsen aan
het adres van de heer Kroon, mijnheer de voorzitter?
De VOORZITTER: Als nu maar niet de hele raad met de heer
Kroon van gedachten gaat wisselen.'
De heer CRUL: Hij is anders wel een belangrijke figuur geworden.'
De VOORZITTER: Daar twijfel ik niet aan.'
De heer CRUL: De heer Kroon heeft gezegd dat hij op een gegeven-
moment naar de aandeelhouders is gegaan. Ik zou graag willen weten naar
welke aandeelhouders.
De heer KROON: Niet ik, maar de raad van commissarissen heeft
zijn standpunt voorgelegd aan de vergadering van aandeelhouders, met
name in eerste instantie aan de grootste aandeelhouder.
De heer AMERICA: Als ik het goed begrijp is de doodsklok be
hoorlijk aan het luiden over het Turfschip. Door deze noodzakelijke
discussies zie ik in feite geen enkel perspectief meer voor de toekomst
van het Turfschip. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat iemand
op wat langere termijn nog ruimte zal durven claimen in het Turfschip,
wanneer hij geen enkele zekerheid heeft dat de zaak over een paar
maanden niet failliet is. Juist omdat congresruimte een of twee jaar
van tevoren moet worden geclaimd, zie ik het helemaal niet meer
zitten, ook niet na deze discussie. Ik zou graag willen weten of het
college mijn mening in dezen deelt.
Wethouder MELZER: Om te beginnen wil ik de sprekers bedanken
voor de zakelijke benadering van deze droeve problematiek. Ik stel
het bijzonder op prijs dat men deze zaak niet emotioneel benaderd
heeft.
De heer Van Banning vertelde dat Prof. Zijlstra eens voor dit soort
gebouwen gewaarschuwd heeft; de heer Zijlstra had het niet zo erg op
dit soort gebouwen. Het is jammer dat men de adviezen van prof. Zijl
stra wel eens meer in de wind slaat.
Het gebouw is een realiteit. Het staat er. Het is een schip dat
min of meer op de klippen zit. Wellicht zal het daar met bijzonder
veel moeite vanaf getrokken kunnen worden, waarna wij alleen maar
kunnen hopen dat de vaart erin zal blijven.
Ik heb van de meeste sprekers begrepen dat zij bereid zijn een
noodverband aan te brengen voor de komende maanden. Ik ben de
sprekers voorts erkentelijk voor de waardering die zij hebben uitgespro
ken voor het werk van de heren Franken en Schuurkes, er zal een ver
volgrapport komen. Dit eerste rapport moet worden gezien als een diagno
se. Ik hoop dat in het rapport dat zal volgen een therapie gegeven zal
worden, die ertoe zal leiden dat het de patiënt iets beter zal gaan.
De heer VAN BANNING: Wij betalen de doktersrekening.'
De heer MELZER: Dat is beslist waar.