896 24 JUNI 1971 de uitwerking van de liquidatie van het geheel. Om het enigszins ge chargeerd te stellen staat de raad mijns inziens voor de beslissing nü de renteloze lening te verstrekken, waarmee tot oktober de mogelijk heid geboden wordt voor een onderzoek, een perspectieftekening en een aanzet tot sanering. Het college denkt echter bepaald niet dat dan de raad een saneringsplan op korte termijn kan worden voorgelegd, dat een oplossing zou bieden voor de tekorten. Enkele raadsleden noemden zeer terecht nog een vraag op grond waarvan de raad op dat moment altijd nog haar keuze kan bepalen: is het ons die prijs waard om dat gebouw in de stad Breda te hebben? Ik heb dit zo in het kort samengevat en beantwoord, omdat de heer Crul mij, meen ik, persoonlijk daarover gevraagd heeft. De heer VAN BANNING: Verschillende sprekers hebben een aan tal opmerkingen gemaakt - bij de aanbevelingen zijn zelfs enige tegen stellingen te constateren - en mijns inziens waren hierbij diverse punten waarover duidelijk nadere informatie moet worden verschaft. In mijn eerste uiteenzetting namens de K. V. P. -fractie ben ik niet ingegaan op de verschillende zaken die in het rapport zijn gesignaleerd. Dit heb ik met opzet niet gedaan omdat naar mijn mening de raad van commis sarissen de tijd moet hebben zelf - zoals de heer Kroon zei toen hij zich achter dit rapport stelde - door uitwerking van de daarin genoemde mogelijkheden tot een betere situatie te komen. Ik geloof dat dit inder daad de grote verdienste van dit rapport is. Ik heb een aantal punten genoemd waarover ik nog nader met u zou willen spreken, want ik heb nogal wat studie gemaakt van de gang van zaken in het verleden. Ik heb daarbij gesignaleerd dat er een gro tere openheid moet komen. Deze raad wordt voortdurend geconfronteerd met beslissingen over gelden van de gemeenschap, die in het Turfschip worden gestoken. Het is inderdaad een gelukkige zaak als door de wet houder gesteld wordt - hij sprak meen ik namens het college - dat het eerste rapport slechts een diagnose was en dat in het tweede rapport een- therapie aan de orde zal komen. Wij zullen moeten afwachten of die therapie direct zal aanslaan, doch in ieder geval zullen er op korte termijn maatregelen tot reorganisatie worden genomen. Eigenlijk willen wij als K.V.P. een dwingende eis stellen. Wij willen het college vragen, dat daarop weer bij de raad van commissa rissen aan moet dringen, in september of oktober in de gemeenteraad een duidelijk voorstel te presenteren over de lijnen die men in de naas te toekomst denkt te gaan volgen. Het is uitgesloten dat wij bezig kunnen blijven met het verstrekken van kredieten om het Turfschip te laten voort bestaan zonder over die nadere informatie te beschikken. Ik heb overigens nog één bezwaar over een detail en daarop wil ik nog even ingaan. De wethouder sprak er over dat de directie-verant woordelijkheid een moeilijke zaak zou zijn. Naar mijn mening werd daarbij in het bijzonder gedacht aan de persoon van de directeur, waar door misschien de adjunctdirecteuren in een wat minder gunstig licht zouden kunnen komen te staan. Dit weet ik allemaal niet precies, maar ik zou daarover in de toekomst wel wat meer informatie willen hebben. Ik wil slechts herinneren aan een uitspraak van september 1970, waarbij de wethouder het gevaar zag dat er op een min of meer luxueuze ma nier werkverschaffing werd bedreven. Volgens mij moet dan de direc teur zorgen dat dat niet kan, doch ik wil hier geen personen tegen el kaar gaan afwegen omdat ik er onvoldoende van weet. Ik zou echter graag willen dat de totaliteit bekeken wordt zonder nü verder in details

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 896